Uitspraak Nº C/13/656985 / HA ZA 18-1152. Rechtbank Amsterdam, 2020-02-05

ECLIECLI:NL:RBAMS:2020:74
Docket NumberC/13/656985 / HA ZA 18-1152
Date05 Febrero 2020
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/656985 / HA ZA 18-1152

Vonnis van 5 februari 2020

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. N. Poggenklaas te Alkmaar,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. V.J.N. van Oijen te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 6 november 2018, met producties,

  • -

    de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met producties,

  • -

    de incidentele conclusie van antwoord,

  • -

    het incidentele vonnis van 20 februari 2019, waarin de rechtbank [gedaagde] heeft vergund [gedagvaarde] in vrijwaring te doen dagvaarden,

  • -

    de conclusie van antwoord, met producties,

  • -

    het tussenvonnis van 24 juli 2019, waarin een comparitie van partijen is bepaald,

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 25 november 2019.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald. Ook in de vrijwaringszaak met nummer C/13/664247 / HA ZA 19-360 wordt heden vonnis gewezen.

2 De feiten
2.1.

[eiser] heeft op 30 juni 2015 een geldleningsovereenkomst gesloten met de Team Support Investments B.V. (hierna: TSI). De overeenkomst is tot stand gekomen met behulp van de heer [gedagvaarde] . [eiser] heeft een bedrag van € 75.000 uitgeleend aan TSI. TSI moest dit bedrag uiterlijk binnen twee maanden terugbetalen. [eiser] en TSI zijn een rentepercentage overeengekomen van 2,5 % per maand.

2.2.

TSI kwam de betalingsverplichtingen uit de geldleningsovereenkomst niet na. Half 2017 was nog meer dan een derde van de hoofdsom niet terugbetaald. Daarnaast was de rente opgelopen tot meer dan € 30.000.

2.3.

[gedaagde] was werkzaam als advocaat.

2.4.

[gedagvaarde] heeft in oktober 2017 contact gelegd tussen [eiser] en [gedaagde] .

2.5.

[gedaagde] heeft contact opgenomen met TSI over de vordering van [eiser] . TSI heeft ongeveer € 1.000 aan [eiser] betaald.

2.6.

Op 2 februari 2018 heeft [gedaagde] voor [eiser] conservatoir beslag gelegd ten laste van TSI onder de ING Bank N.V. Het beslag heeft een saldo getroffen van € 8.612,19.

2.7.

Op 5 februari 2018 heeft de heer [medewerker TSI] , [functie] van TSI, het volgende gemaild aan [gedaagde] , voor zover van belang:

“Ik heb u vandaag gesproken inzake de kwestie [eiser] . (…) Ik wil graag een oplossing vinden in deze kwestie. Ik ben bereid om in ieder geval € 2000,- per maand over te maken en in gesprek gaan met u cliënt om een regeling te treffen die ik ook kan nakomen. (…) Op dit moment is er binnen het bedrijf geen ruimte om de gestelde vordering te voldoen. Ik denk dat niemand gebaat is bij een faillissement omdat er dan geen geld de kant opgaat van u cliënt.”

2.8.

Op 21 februari 2018 heeft mr. H. den Besten, de advocaat van TSI, in een e-mail aan [gedaagde] een schikkingsvoorstel gedaan dat onder andere inhield dat TSI de hoofdsom “plus een redelijke rente” zou voldoen door middel van een eerste betaling van € 7.500, gevolgd door maandelijkse termijnen van € 500.

2.9.

[gedaagde] heeft dit voorstel aan [gedagvaarde] en [eiser] verzonden. [gedagvaarde] heeft [gedaagde] laten weten dat [eiser] niet akkoord was met dit voorstel. Op 28 februari 2018 heeft [gedaagde] aan Den Besten gemaild dat [eiser] niet akkoord ging met het voorstel omdat de regeling te lang zou gaan duren vanwege het geringe bedrag in een keer en de aflossing per maand. Ook heeft [gedaagde] in die e-mail geschreven dat [eiser] niet akkoord was met de rente die TSI wenste te betalen.

2.10.

Den Besten heeft [gedaagde] diezelfde dag nog geantwoord, voor zover van belang:

“Aanbod bedrag in 1 keer zal rond de 8000 euro zijn (beslag). Maandelijkse betaling niet meer de 1000 euro. Voor de rest blijft voorstel gelijk.

Niet accepteren betekent dat ik opdracht krijg morgen faillissement aan te vragen.”

2.11.

[gedaagde] heeft met [gedagvaarde] overlegd. Nog steeds op 28 februari 2018 heeft [gedagvaarde] aan [gedaagde] het volgende gemaild, voor zover van belang:

“Zoals juist telefonisch besproken heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT