Uitspraak Nº C/15/242229 / FA RK 16-2410. Rechtbank Noord-Holland, 2019-01-30

ECLIECLI:NL:RBNHO:2019:645
Docket NumberC/15/242229 / FA RK 16-2410
Date30 Enero 2019
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd

locatie Haarlem

hoofdverblijf / zorgregeling

zaak-/rekestnr.: C/15/242229 / FA RK 16-2410

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 30 januari 2019

in de zaak van:

[de vrouw] ,

wonende te [plaats] ,

hierna mede te noemen: de vrouw,

advocaat mr. J.W. Verhoef, kantoorhoudende te Uithoorn,

--tegen--

[de man] ,

wonende te [plaats] ,

hierna mede te noemen: de man,

advocaat mr. P.J. Montanus, kantoorhoudende te Amsterdam.

1 Verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:

- de beschikking van deze rechtbank van 14 november 2018 en de daarin vermelde stukken;

- de brief, met bijlage, van 29 november 2018 van de advocaat van de vrouw;

- de brief, tevens aanvullende verzoeken, met bijlagen, van 4 december 2018 van de advocaat van de man;

- de brief, met bijlagen, van 12 december 2018 van de advocaat van de vrouw;

- de brief, met bijlagen, van 13 december 2018 van de advocaat van de man,

en het verhandelde ter terechtzitting op 14 december 2018, in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten. De man is ook bijgestaan door een tolk. Als vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) was aanwezig [vertegenwoordiger van de Raad] . Namens Jeugdbescherming (regio Amsterdam) (hierna: de GI) was aanwezig [vertegenwoordiger van de GI] , met een stagiaire.

2 De verdere beoordeling
2.1.

Bij beschikking van 14 november 2018 heeft de rechtbank bepaald dat de behandeling van de zaak ter zitting zal worden voortgezet op 14 december 2018.

2.2.

In deze zaak moet nog definitief worden beslist over het hoofdverblijf van [minderjarige] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling), alsmede over verzoeken betreffende (toestemming voor) vakantie en afgifte van identiteitsdocumenten, en over vervangende toestemming voor therapie.

2.3.

Bij beschikking van deze rechtbank van 2 december 2016 is [minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling nadien is verlengd en thans nog voortduurt tot 29 september 2019.

hoofdverblijf

2.4.

Ter zitting heeft de vrouw bevestigd dat zij in het GBA in [plaats] geregistreerd is. De man heeft gezegd dat hij er geen bezwaar (meer) tegen heeft dat wordt bepaald dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw is. De rechtbank zal aldus beslissen, nu niet is gebleken dat het belang van [minderjarige] zich daartegen verzet.

zorgregeling

2.5.

Bij beschikking van 14 februari 2018 is als tijdelijke zorgregeling bepaald dat [minderjarige] bij de man zal verblijven eens in de twee weken van donderdag uit school tot woensdag naar school.

2.6.

De vrouw heeft verzocht deze zorgregeling terug te brengen tot een regeling waarbij [minderjarige] bij de man verblijft van vrijdag uit school tot dinsdag naar school. Volgens de vrouw wil [minderjarige] dit zelf graag en is zijn stem nog onvoldoende gehoord. De advocaat van de vrouw heeft daarom ter zitting bepleit om nog geen definitieve beslissing over de zorgregeling te nemen, om te voorkomen dat [minderjarige] nog langer in een loyaliteitsconflict zit.

2.7.

De man verzoekt de regeling uit te breiden en een bij helfte gedeelde zorgregeling te bepalen, waarbij het wisselmoment op maandag zal zijn. De advocaat van de man verzoekt de rechtbank om de zorgregeling definitief te bepalen, opdat ouders hieraan in parallel ouderschap uitvoering kunnen geven.

2.8.

De GI heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat voldoende duidelijk is wat [minderjarige] wil. [minderjarige] zit in de knel, het is voor hem van groot belang dat de strijd stopt, er een eindbeslissing komt en het parallel ouderschap kan starten.

2.9.

De Raad adviseert de rechtbank eveneens om een eindbeslissing over de zorgregeling te nemen, omdat van belang is dat de (juridische) strijd tussen ouders stopt. Inmiddels is er van alles geregeld en is er sprake van een co-ouderschap dat goed loopt. Aanhouding van beslissingen zal bij ouders de gedachte blijven voeden dat er nog dingen te halen vallen.

2.10.

Uitgangspunt in deze zaak is dat, zoals de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam in de beschikking van 28 september 2018 heeft overwogen, de ouders in het kader van de ondertoezichtstelling een zekere vordering hebben gemaakt, maar dat nog niet alle doelen zijn bereikt. Ondertoezichtstelling is nog nodig om de laatste knelpunten weg te nemen. Middels de hulp van de GI kan het parallel ouderschap en het ouderschapsplan verder worden vormgegeven, zodat ook voor de toekomst wordt gezorgd dat [minderjarige] zonder spanningen tussen zijn ouders zal kunnen opgroeien.

In het kader van de onderhavige procedure hebben beide ouders bevestigd dat zij het belang van [minderjarige] vooropstellen en aan parallel ouderschap zullen meewerken. Door omstandigheden is de intake hiervoor bij de GI nog niet tot stand gekomen.

2.11.

Bij parallel ouderschap geven de ouders, vanuit een gelijkwaardige positie als ouders, de noodzakelijk informatie aan elkaar maar bemoeien zij zich niet met de manier waarop het ouderschap bij de andere ouder wordt ingevuld. Dit ouderschap vraagt erom dat ouders zich strikt houden aan uitgeschreven ouderschapsplannen of gerechtelijke uitspraken. Duidelijke grenzen en kaders worden vastgesteld om conflicten te verminderen of te voorkomen. De GI zal toezicht houden op de naleving van afspraken.

2.12.

De rechtbank is, in navolging van het advies van de GI en de Raad, van oordeel dat het in het belang [minderjarige] en zijn ouders is dat een definitieve en eenduidige zorgregeling wordt vastgesteld die voor meerdere jaren geldt. De rechtbank acht het niet in het belang van [minderjarige] om de beslissing over de zorgregeling aan te houden.

2.13.

De rechtbank ziet, in navolging van het advies van de Raad en de GI, geen contra-indicaties om zorgregeling uit te breiden tot een week op week af regeling. De rechtbank zal daarom bepalen dat [minderjarige] de ene week bij de vrouw zal zijn van maandag uit school tot de volgende week maandag naar school, en de andere week bij de man van maandag uit school tot maandag naar school.

Met deze regeling kan door de ouders uitvoering worden gegeven aan het geadviseerde parallel ouderschap.

vakanties en feestdagen

2.14.

De man heeft verzocht om een regeling voor vakanties en (bijzondere) feestdagen vast te stellen en heeft op 5 januari 2018 zijn voorstel ervoor ingediend. De vrouw heeft hierop niet meer gereageerd. De rechtbank acht de voorgestelde regeling in het belang van [minderjarige] en zal deze vaststellen. Voor zover nodig zal de rechtbank de regeling aanpassen, indien sprake is van data / periodes in het verleden.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT