Uitspraak Nº C/15/235032 / FA RK 15-6998. Rechtbank Noord-Holland, 2017-03-01

ECLIECLI:NL:RBNHO:2017:1528
Docket NumberC/15/235032 / FA RK 15-6998
Date01 Marzo 2017
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd

locatie Alkmaar

zaaknummer / rekestnummer: C/15/235032 / FA RK 15-6998 (echtscheiding) en C/15/237853 / FA RK 15-8160 (verdeling)

Beschikking van 1 maart 2017 betreffende de zorg- en opvoedingstaken, de kinderbijdrage en de verdeling van de ontbonden gemeenschap

in de zaak van:

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. C.A. IJff, gevestigd te Bergen Nh,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs, gevestigd te Alkmaar.

1 De procedure
1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

- het F9 bericht van de man, ingekomen op 24 januari 2017;

- de brief met bijlage, van de vrouw, ingekomen op 31 januari 2017;

- de beschikking van deze rechtbank van 1 februari 2017.

Bij beschikking van 1 februari 2017 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de zaak voor het overige aangehouden tot de pro-forma zitting van 1 maart 2017 voor dagbepaling beschikking. De rechtbank heeft de datum bepaald op heden.

2 De verdere beoordeling
2.1.

Hoofdverblijf en zorgregeling

2.1.1.

Met betrekking tot de minderjarigen [minderjarige] , geboren te [plaats] op [geboortedatum] en [minderjarige] , geboren te [plaats] op [geboortedatum] , heeft de vrouw bij brief van 2 januari 2017, onder wijziging van haar verzoek van 9 juni 2016, de rechtbank verzocht om bij beschikking vast te leggen dat:

-het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw zal zijn en dat de kinderen op haar adres ingeschreven staan;

-de zorgregeling zal inhouden dat de kinderen bij de vrouw zullen zijn van zaterdagavond 19.00 uur tot woensdagavond 19.00 uur en bij de man van woensdagavond 19.00 uur tot zaterdagavond 19.00 uur en voorts dat partijen geen medische en/of cosmetische ingrepen laten uitvoeren zonder toestemming van de andere ouder. Bezoeken aan tandartsen, orthodontisten etc etc zullen steeds in onderling overleg worden ingepland en tevens zal in onderling overleg worden besloten welke ouder het kind vergezelt;

-de vakanties 50% - 50% worden verdeeld, conform de bijlage die de vrouw als productie 38 heeft overgelegd, waarbij de kerstvakantie jaarlijks dient te worden omgewisseld;

2.1.2.

Met betrekking tot het hoofdverblijf en de zorgregeling heeft de man geen zelfstandige verzoeken geformuleerd. Hij heeft ter zitting van 13 januari 2017 aangegeven dat partijen reeds overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van het ouderschapsplan zoals door de man als productie 11 overgelegd.

2.1.3.

De rechtbank stelt vast dat partijen geen door hen beide ondertekend ouderschapsplan hebben overgelegd. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van het ouderschapsplan zoals door de man als productie 11 overgelegd.

2.1.4.

De man stemt er mee in dat de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij de vrouw. De man heeft naar het oordeel van de rechtbank verder geen dan wel onvoldoende verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw ter zake de zorgregeling. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij hun hoofdverblijfplaats hebben bij de vrouw en dat de zorgregeling wordt vastgesteld zoals door de vrouw verzocht. Uit de beslissing over de hoofdverblijfplaats van de kinderen volgt reeds dat zij bij de vrouw staan ingeschreven.

2.2.

Onderhoudsbijdrage

2.2.1.

De vrouw heeft de rechtbank - na wijziging van haar verzoek van 9 juni 2016- bij brief van 2 januari 2017 verzocht “om de kinderalimentatie vast te leggen aldus dat de man voor beide kinderen maandelijks € 383,- betaalt naar de kinderrekening en € 126,- aan de vrouw, waarbij de vrouw de kinderbijslag stort” (de rechtbank begrijpt storting van de kinderbijslag op de kinderrekening).

2.2.2.

De man heeft ter zake de onderhoudsbijdrage voor de kinderen geen zelfstandige verzoeken geformuleerd. Hij heeft ter zitting van 13 januari 2017 aangegeven dat partijen reeds overeenstemming hebben bereikt op dit punt. Verder voert de man inhoudelijk verweer tegen het verzoek van de vrouw. De rechtbank begrijpt de visie van de man aldus dat hij een regeling voor ogen heeft waarbij partijen ieder de eigen kosten van inwoning van de kinderen dragen wanneer deze bij de man dan wel bij de vrouw zijn. Alle verblijf overstijgende kosten worden betaald van een kinderrekening die gezamenlijk aangehouden wordt. Van deze en/of rekening heeft iedere ouder een pinpas. De man stort maandelijks een bedrag van € 500,- op de gezamenlijke rekening. De vrouw stort maandelijks een bedrag van € 300,- alsmede de kinderbijslag en het kind gebonden budget op de rekening.

2.2.3.

Het is de rechtbank niet gebleken dat partijen ter zake de onderhoudsbijdrage sluitende afspraken hebben gemaakt. Een ouderschapsplan waarin afspraken zijn vastgelegd ontbreekt. Nu de man ter zake de onderhoudsbijdrage geen zelfstandig verzoek heeft geformuleerd, kan de rechtbank niet beslissen op hetgeen de man voor ogen heeft.

2.2.4.

Het verzoek van de vrouw van 2 januari 2017 is, anders dan de man meent, naar het oordeel van de rechtbank niet te laat ingediend. Het betreft een wijziging van een reeds op 9 juni 2016 door de vrouw ingediend verzoek om een onderhoudsbijdrage van € 250,- per kind per maand. Reeds bij dit eerste verzoek heeft de vrouw aangekondigd dat het door haar verzochte bedrag na verkoop van de panden zou kunnen worden herzien.

2.2.5.

De vrouw heeft haar verzoek om een onderhoudsbijdrage en de aanvulling op dat verzoek naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De rechtbank houdt bij dit oordeel rekening met het gegeven dat de man gedurende het gehele verloop van de procedure onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële positie. Zo zijn definitieve jaarstukken en aangiften en aanslagen IB over de jaren 2013 t/m 2016 niet volledig door de man overgelegd. De vrouw heeft verder gemotiveerd verweer gevoerd tegen de door de man op 11 januari 2017 overgelegde alimentatieberekening. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de vrouw ter zake de onderhoudsbijdrage voor de kinderen toewijzen. De rechtbank wijst er daarbij voor de volledigheid op dat toewijzing van het door de vrouw geformuleerde verzoek er toe leidt dat de man per saldo maandelijks een bedrag van € 509,- ten behoeve van de kinderen moet gaan betalen, € 383,- naar de kinderrekening en € 126,- naar de vrouw. Dit komt vrijwel overeen met hetgeen de man ter zake de onderhoudsbijdrage zelf voor ogen heeft.

2.3.

Verdeling ontbonden huwelijksgemeenschap

2.3.1.

De vrouw heeft verzocht de verdeling vast te stellen van de ontbonden huwelijksgemeenschap zoals is verzocht in het verzoekschrift van 29 oktober 2015 onder sub 15 tot en met 28.

Bij verweerschrift op zelfstandig verzoek heeft de vrouw aanvullend verzocht te verklaren voor recht dat de man gehouden is te voldoen de helft van de hypotheektermijnen betreffende de voormalige echtelijke woning aan [adres] met ingang van 1 maart 2016, alsmede de man te bevelen genoemde termijnen maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen totdat de woning zal zijn verkocht.

De vrouw heeft tevens verzocht de man te bevelen opgave te doen van de saldi met onderliggende afschriften van de banksaldi per peildatum 29 oktober 2015, alsmede de man te bevelen opgave te doen van de FOR en beleggingsrekening per peildatum 29 oktober 2015.

Verder heeft de vrouw verzocht de verdeling met betrekking de huurinkomsten vast te stellen als onder sub 13. verzocht (“vaststellen dat in het kader van de verdeling een bedrag van € 7.490,-- aan de vrouw wordt toegedeeld, dwz een bedrag ter gelijke hoogte aan de vrouw toekomt cq te zijner tijd verrekend kan worden, alsmede vastleggen dat de toekomstige huurinkomsten eveneens aan de vrouw zullen toekomen”.)

2.3.2.

De man heeft bij zelfstandig verzoek van 12 januari 2016 verzocht de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te bepalen conform sub 8–38 van het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek van de man.

Voorts heeft de man bij brief van 8 juni 2016 aanvullende verzoeken geformuleerd rondom de woning te [plaats] .

2.3.3.

In het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap hebben beide partijen verzoeken geformuleerd met betrekking tot de woning aan [adres] en de studio aan [adres] . Zowel de woning als de studio zijn inmiddels verkocht en geleverd aan derden zodat de rechtbank geen beslissing meer behoeft te nemen op de verzoeken van de vrouw geformuleerd onder punt 3a, 3b, 4 en 5 van haar verzoekschrift van 29 oktober 2015. Aan de zijde van de man behoeft de rechtbank geen beslissing meer te nemen op de verzoeken geformuleerd op pagina 5 van zijn aanvullend verzoekschrift van 8 juni 2016.

2.3.4.

Met inachtneming van hetgeen hierboven onder punt 2.3.3. is overwogen stelt de rechtbank vast dat partijen in het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijks gemeenschap en de overige financiële afwikkeling van hun huwelijk nog twisten over de volgende onderwerpen:

-onderneming van de man, “ [naam] ”, met inventaris en apparatuur;

-onderneming van de vrouw, “ [naam] ”;

-bankgarantie;

-levensverzekering bij [naam] , op naam van de man, polisnummer [nummer] ;

-belastinglatenties;

-auto’s, [merk] , [merk] ;

-belastingteruggaaf 2014;

-vergoedingsvordering vrouw m.b.t. kosten kinderen;

-vordering vrouw teruggaaf hypotheekrente;

-vordering vrouw verdeling huurinkomsten;

-verdeling saldi bankrekeningen;

-pensioen.

2.3.5.

Partijen zijn gehuwd geweest in gemeenschap van goederen.

2.3.6.

De man is van mening dat voor de samenstelling en de waardering van de ontbonden huwelijksgemeenschap de datum van indiening van het verzoekschrift als peildatum...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT