Uitspraak Nº C/15/229983 / HA ZA 15-522. Rechtbank Noord-Holland, 2016-04-13

CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
ECLIECLI:NL:RBNHO:2016:3008
Docket NumberC/15/229983 / HA ZA 15-522
Date13 Abril 2016

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht

Sectie handel & insolventie

Zittingsplaats [Woonplaats 2]

MAB/LH/PV

zaaknummer / rolnummer: C/15/229983 / HA ZA 15-522

Vonnis van 13 april 2016

in de zaak van

de stichting

[Stichting] [naam eiseres],

gevestigd te [Woonplaats 1] ,

eiseres,

advocaat mr. A.J.J. Sweens te Den Helder,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Gedaagde] [BV ] ,

gevestigd te [Woonplaats 2] ,

gedaagde,

advocaat mr. C.A. de Weerdt te Leiden.

Partijen zullen hierna [naam eiseres] en [Gedaagde] worden genoemd. [Voorletters 1] [Achternaam 1] zal worden aangeduid als [Achternaam 1] .

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 2 juli 2015 met producties 1-12

  • -

    de conclusie van antwoord met producties 1-32

  • -

    het tussenvonnis van 23 september 2015

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 19 februari 2016

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

[naam eiseres] exploiteert een bejaarden- en verzorgingshuis in [Woonplaats 1] . Het omvat het complex [naam eiseres] en “ het [naam a] ” (aanleunwoningen). [Achternaam 1] , die van november 2007 tot en met december 2008 werkzaam is geweest voor [naam eiseres] als interimmanager, is directeur en aandeelhouder van [Gedaagde] . Op 22 december 2008 hebben [naam eiseres] en [Gedaagde] twee overeenkomsten gesloten waarbij [Achternaam 1] met ingang van 1 januari 2009 is aangesteld als respectievelijk [Functie 1] en [Functie 2] van [naam eiseres] . De overeenkomst waarbij [Achternaam 1] is aangesteld als [Functie 2] zal worden aangeduid als het Bouwcontract.

2.2.

In het Bouwcontract is opgenomen, voor zover hier van belang:

Artikel 2: Functie, rechten en verplichtingen

(…)

2.2

De heer [Achternaam 1] is in de functie van [Functie 2] vanaf 1 januari 2009 gedurende de periode van en tot aan de realisatie van de nieuwbouw van de Stichting beschikbaar (…).

2.3

[Gedaagde] [BV ] aanvaardt dat de tijdsplanning van de opdracht of opdrachtuitvoering m.b.t. de realisatie van de nieuwbouw kan worden beïnvloed. Indien onverhoopt tussentijds de opdracht of opdrachtuitvoering realisatie nieuwbouw vervalt of een opschortende werking in zich kent zal dit per direct leiden tot beëindiging van deze overeenkomst.

(…)

Artikel 8: Duur en beëindiging

8.1

Deze contractovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en wordt na realisatie nieuwbouw zoals bedoeld in artikel 1 beëindigd.

8.2

Deze contractovereenkomst kan door ieder der partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn voor [Gedaagde] [BV ] van ten minste drie maanden en voor de Stichting van tenminste 6 maanden. Opzegging vindt steeds plaats tegen het einde van een kalendermaand. (…)

(…)

8.4

De Stichting zal niet eenzijdig tussentijds de overeenkomst beëindiging dan nadat zij aanwijzing heeft dat de heer [Achternaam 1] een handeling heeft verricht of nagelaten die een dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 van het Burgerlijk Wetboek kan opleveren.”

2.3.

In de periode voorafgaand aan november 2007 was [naam eiseres] al bezig met het ontwikkelen van nieuwbouwplannen. Deze nieuwbouwplannen zijn stopgezet. Vanaf 2009 is onder leiding van [Achternaam 1] gestart met het ontwikkelen van nieuwe plannen voor nieuwbouw. Deze plannen, waarvan de voortgang blijkens de Jaardocumenten 2008 tot en met 2013 steeds met de Raad van Toezicht (RvT) is besproken, voorzagen onder meer in de realisering van een multifunctionele accommodatie (MFA) en voor verkoop bestemde appartementen. Er is getracht bancaire financiering voor het project te verkrijgen. In dat verband heeft [Achternaam 1] , samen met de toenmalige vice-voorzitter van de RvT van [naam eiseres] , [naam 1] , besprekingen gevoerd met diverse banken. Omstreeks juli 2013 werd duidelijk dat bancaire financiering niet zou lukken, waarna vanaf augustus 2013 is bezien of alternatieve financiering kon worden gevonden. In het najaar van 2013 is in samenspraak met de RvT besloten consortia van aannemers en financiers aan te zoeken. Vervolgens heeft [Achternaam 1] in samenwerking met een externe adviseur, [adviseur] , in januari 2014 een zogenaamd bidbook opgesteld. Dit is door [Achternaam 1] verstrekt aan een aantal consortia, waarvan er vier geïnteresseerd waren. Zij hebben hun belangstelling in februari 2014 schriftelijk vastgelegd.

2.4.

Omstreeks januari 2014 is [Naam 2] aangetreden als lid van de RvT.

2.5.

Tijdens een vergadering van de RvT op 28 januari 2014, waarbij [Achternaam 1] aanwezig was, is de voortgang van de nieuwbouw besproken. Daarbij is de te voeren bestemmingsplanprocedure aan de orde gesteld. De RvT heeft de wens geuit deze naar voren te halen. Verder is in de vergadering besloten de consortia eerst een schriftelijk voorstel te vragen. In dat kader zijn op verzoek van de RvT aan de consortia op 30 januari 2014 aanvullende vragen voorgelegd.

2.6.

In februari 2014 hebben enkele besloten vergaderingen van de RvT plaatsgevonden.

2.7.

Tijdens een vergadering van de RvT op 4 maart 2014, waarbij [Achternaam 1] aanwezig was, heeft de RvT jegens hem zorgen uitgesproken over onder meer, zo blijkt uit de notulen, de rangschikking van de consortiumpartijen, de rol/deskundigheid van [adviseur] , de start van de bestemmingsplanprocedure en het tijdspad en de liquiditeit vanaf heden tot aanvang bouw. Blijkens de notulen heeft [Achternaam 1] zorgen geuit over de interventie door de RvT na een aantal besloten vergaderingen en over de omzetting van de agenda. Over de bestemmingsplanprocedure heeft hij meegedeeld dat hij inmiddels contact heeft gehad met de projectleider van de gemeente, die er voorstander van was de procedure te starten, waarna [Achternaam 1] hem heeft laten weten zo snel mogelijk een bestemmingsplanprocedure te willen starten met zoveel mogelijk flexibiliteit, zodat investeerders nog inbreng kunnen hebben. Het verdere verloop van de bestemmingsplanprocedure is in de vergadering besproken, waarbij vanuit de RvT voorstellen zijn gedaan. Die hadden de strekking dat er nu eerst een volledige bestemmingsplanprocedure moest worden gevoerd en de gesprekken met de consortia in afwachting daarvan tijdelijk stopgezet zouden moeten worden.

2.8.

Op 20 maart 2014 heeft [Achternaam 1] de leden van de RvT een uitgebreide schriftelijke reactie toegezonden op hetgeen tijdens de vergadering was besproken. Hij heeft daarin het verloop van het nieuwbouwtraject geschetst en aangegeven dat hij niet gelukkig is met de procesmatige, procedurele en inhoudelijke interventie en dat een aantal tijdens de vergadering gedane voorstellen door de RvT in zijn ogen niet in het belang van [naam eiseres] is. Volgens [Achternaam 1] is geen liquiditeit aanwezig voor een volledige bestemmingsplanprocedure en is, nu het consortiatraject nog niet is doorlopen, niet duidelijk wat er precies geïnitieerd moet worden. Hij acht de bestemmingsplanprocedure te prematuur. Daarnaast geeft [Achternaam 1] aan dat er, zoals aan de consortia toegezegd, een tweede vragenronde voor hen is ingericht aan de hand waarvan een gefundeerde ranking kan worden gemaakt. Naar de mening van [Achternaam 1] is het eenzijdig wijzigen van het met instemming van de RvT opgestarte consortiatraject niet in het belang van [naam eiseres] .

2.9.

De toenmalige voorzitter van de RvT, [Voorletters 2] [Naam 3] ( [Naam 3] ), heeft in een e-mail van 27 maart 2014 aan [Achternaam 1] meegedeeld dat zijn notitie niet heeft geleid tot substantieel andere inzichten dan in de vergadering van 4 maart 2014 verwoord en dat de RvT in de vergadering van 9 april 2014 met hem over de notitie van gedachten wil wisselen. Hij heeft voorts aangegeven dat de RvT ervan uitgaat dat eventuele acties en activiteiten met betrekking tot het nieuwbouwproject zijn opgeschort en er geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan.

2.10.

Tussen [Achternaam 1] en de RvT heeft vervolgens nog een briefwisseling plaatsgevonden, waarin de wederzijdse standpunten zijn herhaald. [Achternaam 1] is door de RvT verzocht een concreet voorstel voor een oplossing aan te dragen. Tijdens de vergadering van 9 april 2014 is, zo blijkt uit een e-mail van 10 april 2014 van [Naam 4] , lid van de RvT, aan [Achternaam 1] , het voorstel gedaan een extern onafhankelijk deskundige te laten onderzoeken of de benadering van de RvT van het voorgenomen bouwproces wel of niet de juiste is. Aan dat voorstel zijn blijkens de e-mail onder meer als voorwaarden verbonden dat de bestemmingsplanprocedure wordt opgestart en in dat verband drie offertes worden aangevraagd, alle andere activiteiten in het kader van het bouwproces on hold worden gezet en er over een en ander geen communicatie naar buiten plaatsvindt.

2.11.

Bij brief van 16 april 2014 heeft [Achternaam 1] op het voorstel gereageerd en aangegeven dat het voor hem niet acceptabel is vanwege de voorwaarden. Het op dit moment frustreren van het proces, waarvan alle externe stakeholders op de hoogte zijn, zal direct continuïteitsgevolgen hebben voor [naam eiseres] , aldus [Achternaam 1] .

2.12.

Bij e-mail van 18 april 2014 heeft [Naam 3] [Achternaam 1] meegedeeld dat de RvT een extern deskundige de opdracht zal geven haar te rapporteren over de wijze waarop naar zijn deskundige opinie het bouwproces en de aanloop daarnaar toe het beste kan worden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT