Uitspraak Nº C/15/284759 / HA ZA 19-113. Rechtbank Noord-Holland, 2019-09-18

ECLIECLI:NL:RBNHO:2019:7849
Docket NumberC/15/284759 / HA ZA 19-113
Date18 Septiembre 2019
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

Zittingsplaats Alkmaar

zaaknummer / rolnummer: C/15/284759 / HA ZA 19-113

Vonnis van 18 september 2019 (bij vervroeging)

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiser,

advocaat mr. A.R. van Dolder te Heerhugowaard,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde,

advocaat mr. B.J. Mekkelholt te Den Helder.

Partijen zullen hierna “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding (met producties 1 tot en met 7 (waarbij bijlage 1 tot en met 16)),

  • -

    de conclusie van antwoord (met productie 1),

  • -

    het tussenvonnis van 10 april 2019,

  • -

    het bericht van 14 augustus 2019 van mr. Van Dolder (met producties 8 tot en met 13),

  • -

    het faxbericht van 16 augustus 2019 van mr. Van Dolder (met als bijlage de vordering inclusief bijlagen van [eiser] in het strafproces),

  • -

    de brief van 20 augustus 2019 van mr. Mekkelholt waaruit blijkt dat [gedaagde] niet op de comparitie zal komen, en

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 21 augustus 2019.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

Op 27 september 2015 is [eiser] mishandeld door [gedaagde] waardoor [eiser] verwondingen aan zijn hoofd heeft opgelopen.

2.2.

Bij vonnis van rechtbank Noord-Holland van 30 augustus 2016 is [gedaagde] veroordeeld voor mishandeling van [eiser] waarvan zwaar lichamelijk letsel te weten een gebroken neus en een gebroken oogkas en een gebroken jukbeen en een gebroken bovenkaak het gevolg was. Bij dit vonnis is [gedaagde] voorts veroordeeld tot betaling van een vergoeding aan [eiser] in verband met geleden schade tot een bedrag van € 8.761,- bestaande uit € 1.261,- voor de materiële en € 7.500,- voor de immateriële schade. Tevens is aan [gedaagde] een schadevergoedingsmaatregel opgelegd voor diezelfde bedragen.

2.3.

[eiser] heeft het schadevergoedingsbedrag acht maanden na het vonnis van 30 augustus 2016 van het CJIB ontvangen. [gedaagde] betaalt maandelijks af op zijn schuld aan het CJIB en had in juni 2019 nog een restschuld van € 1.050,-.

2.4.

Bij brief van 27 oktober 2017 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade door de mishandeling. [gedaagde] heeft naar aanleiding van deze brief niet gereageerd.

3 Het geschil
3.1.

[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  • -

    voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van de mishandeling op 27 september 2015;

  • -

    [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 28.771,40 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2015,

  • -

    [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2.

[eiser] voert als grondslag voor zijn vorderingen aan dat de mishandeling een onrechtmatige daad is jegens hem en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schade.

3.3.

[gedaagde] voert geen verweer tegen het feit dat hij aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade in verband met de mishandeling. Hij voert wel verweer tegen de hoogte van de gevorderde schade. Met betaling van het door de strafrechter opgelegde bedrag van € 8.761,- heeft [gedaagde] reeds aan zijn schadevergoedingsverplichting jegens [eiser] voldaan.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
4.1.

[gedaagde] stelt dat de gevorderde verklaring voor recht afgewezen dient te worden nu reeds uit de wet volgt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade van [eiser] . [eiser] heeft echter belang bij de vaststelling dat [gedaagde] ook voor mogelijke toekomstige schade aansprakelijk is. Daarom zal de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht toewijzen.

4.2.

Bij beoordeling van de door [eiser] gevorderde schade stelt de rechtbank voorop dat de rechtbank in het strafvonnis van 30 augustus 2016 over een deel van de gevorderde schade reeds een beslissing heeft gegeven. Geen van beide partijen heeft een rechtsmiddel ingesteld tegen die beslissing, zodat deze onherroepelijk is. De rechtbank is, net als [eiser] en [gedaagde] dat zijn, dus gebonden aan deze beslissing van de strafrechter. Gevolg daarvan is dat [eiser] deze schade niet opnieuw bij de (civiele) rechtbank kan claimen. Uit het door [eiser] overgelegde voegingsformulier in het strafproces en het overgelegde strafvonnis blijkt dat de rechtbank reeds geoordeeld heeft over de gevorderde materiële schadevergoeding met betrekking tot:

  • -

    Univé eigen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT