Uitspraak Nº C/16/420897 / HA ZA 16-588. Rechtbank Midden-Nederland, 2019-01-23

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:237
Date23 Enero 2019
Docket NumberC/16/420897 / HA ZA 16-588
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/420897 / HA ZA 16-588

Vonnis van 23 januari 2019

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. J.M. Beer en mr. M.I. Walburg te Amsterdam,

tegen

1 drs. [gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. M.S.E. van Beurden te Utrecht,

2. de publiekrechtelijke rechtspersoon

[gedaagde sub 2] ,

zetelend te [vestigingsplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. M.S.E. van Beurden te Utrecht,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 3] B.V.,

zetelend te [vestigingsplaats] ,

gedaagde,

advocaten mr. M.R.A. Vogels en mr. A.J. Schuring te Amsterdam,

4. rechtspersoon naar Amerikaans recht,

[gedaagde sub 4] ,

zetelend te [vestigingsplaats] , New Jersey [.] , Verenigde Staten van Amerika,

gedaagde,

advocaten mr. M.R.A. Vogels en mr. A.J. Schuring te Amsterdam.

Eiseres zal hierna [eiseres] genoemd worden. Gedaagden 1 en 2 zullen respectievelijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden. Gedaagden sub 3 en 4 zullen ieder afzonderlijk [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] genoemd worden en gezamenlijk (in enkelvoud): [aanduiding voor gedaagden sub 3 en 4] .

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 26 juli 2017,

  • -

    het vonnis van 5 juli 2017, in aanvulling op het vonnis in het incident van 24 mei 2017,

  • -

    de brief met bijlagen (10) van 7 november 2017 van [eiseres] ,

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 30 november 2017, waaruit blijkt dat de zaak is aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om in onderling overleg tot een oplossing te komen,

  • -

    de pleitnotities van [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en [aanduiding voor gedaagden sub 3 en 4] ,

  • -

    de naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie gemaakte opmerkingen bij brieven van 27 en 29 december 2017 van respectievelijk [eiseres] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,

  • -

    de akte na comparitie van [eiseres] van 31 januari 2018,

  • -

    de antwoordakte van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van 14 februari 2018,

  • -

    de akte na comparitie met bijgevoegde productie van [aanduiding voor gedaagden sub 3 en 4] van 14 februari 2018,

  • -

    de akte uitlating productie van [eiseres] van 14 maart 2018.

Daarna stond de zaak voor vonnis. Het wijzen van vonnis is meerdere malen aangehouden, mede vanwege het vertrek van één van de rechters naar een andere afdeling. Partijen zijn bij brief van 24 augustus 2018 bericht over de nieuwe samenstelling van de meervoudige kamer die de zaak verder behandelt en hebben niet om een nieuwe behandeling op zitting verzocht.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2 De beoordeling Inleiding
2.1.

Deze procedure gaat over de aansprakelijkheid voor schade die [eiseres] stelt te hebben geleden door een transvaginaal mesh implantaat. Een transvaginaal mesh implantaat laat zich omschrijven als een matje met vier lange ‘armen’ van polypropyleen dat via de vagina wordt ingebracht. Het implantaat groeit in in het weefsel. Het implantaat is ontwikkeld en op de markt gebracht ten behoeve van gebruik in het bekkenbodemgebied voor – kort gezegd – de behandeling van verzakkingsklachten.

Het gaat in deze zaak om het [naam] ( […] ), dat door [aanduiding voor gedaagden sub 3 en 4] op de markt is gebracht in 2009.

2.2.

[eiseres] werd in 2009 onderzocht in verband met verzakkingsklachten en problemen bij de ontlasting. Bij onderzoek bleek sprake van een verzakking van de achterwand van de vagina en een vleesboom in de baarmoeder. Toen is besloten om eerst de baarmoeder te verwijderen en die operatie werd op 27 oktober 2009 uitgevoerd in het [gedaagde sub 2] door [gedaagde sub 1] . [eiseres] was toen 51 jaar.

2.3.

Na het verwijderen van de vleesboom en de baarmoeder namen de verzakkingsklachten toe. Een maag-, darm-, leverarts die [eiseres] op verwijzing van [gedaagde sub 1] zag, concludeerde dat de ontlastingsproblemen waar zij nog steeds veel last van had, samenhingen met de verzakking. Er was sprake van cystocele (verzakking van de blaas naar de voorkant van de vagina) en een rectocele (verzakking van het rectum). Op 30 maart 2010 is [eiseres] daarom in het [gedaagde sub 2] opnieuw door [gedaagde sub 1] geopereerd en is het transvaginale mesh implantaat van [aanduiding voor gedaagden sub 3 en 4] geplaatst. Daarnaast werd een voorwandplastiek uitgevoerd, dat is het operatief terugbrengen van de voorwand van de vagina zonder dat een implantaat wordt gebruikt.

2.4.

Meteen na de operatie had [eiseres] ernstige pijnklachten. Bij de eerste controle op 10 juni 2010 bleek dat het implantaat door de vaginawand heen stak (dit wordt ook wel erosie en exposure van het mesh genoemd). De vaginawand is toen gehecht onder lokale verdoving. [eiseres] hield veel pijnklachten en in augustus 2010 is opnieuw een stukje gehecht. Omdat het nog steeds niet goed ging, is [eiseres] in 2011 weer geopereerd, in het [ziekenhuis 1] in [vestigingsplaats] door een andere gynaecoloog. Het centrale deel van het in 2010 geplaatste implantaat is toen verwijderd en er is een ander mesh implantaat, van een andere producent, ingebracht.

2.5.

[eiseres] hield veel klachten. Ze is in 2013 weer geopereerd en toen is een arm van het implantaat van [aanduiding voor gedaagden sub 3 en 4] verwijderd. Die operatie werd uitgevoerd in het [ziekenhuis 2] in [vestigingsplaats] . De klachten van [eiseres] zijn daarmee niet verholpen. Zij heeft pijn en gebruikt veel pijnmedicatie, kan moeilijk zitten en niet lang staan, ze kan niet fietsen en seksuele gemeenschap is onmogelijk. Voor de operatie in 2010 werkte zij 20 uur in de week als administratief medewerkster. Het was de bedoeling dat zij na de operatie en het herstel daarvan, beter betaald werk zou gaan doen. Vanwege haar klachten is zij nu arbeidsongeschikt en zij krijgt een WIA-uitkering.

De vordering

2.6.

In deze procedure vordert [eiseres] dat de rechtbank [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [aanduiding voor gedaagden sub 3 en 4] (hoofdelijk) veroordeelt om de materiële en immateriële schade die zij heeft geleden en nog lijdt te vergoeden. Omdat de omvang van haar schade nog niet duidelijk is, vordert zij dat die schade zonodig wordt begroot in een andere procedure.

2.7.

Volgens [eiseres] zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aansprakelijk omdat zij (i) gebruik hebben gemaakt van een gebrekkig product (een hulpzaak in de zin van artikel 6:77 BW) bij de uitvoering van de met haar gesloten geneeskundige behandelingsovereenkomst. Zij verwijt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en het ziekenhuis daarnaast (ii) dat zij niet voorafgaand aan de operatie op 30 maart 2010 goed is geïnformeerd over het risico op complicaties en de mogelijke ernstige gevolgen en (iii) dat het implantaat niet onmiddellijk is verwijderd toen kort na de ingreep al sprake bleek te zijn van erosie.

2.8.

[aanduiding voor gedaagden sub 3 en 4] is volgens [eiseres] aansprakelijk omdat het implantaat niet geschikt was voor gebruik in het bekkenbodemgebied en daarbij verwijt zij [aanduiding voor gedaagden sub 3 en 4] dat het implantaat op de markt is gebracht zonder eerst de veiligheid van het gebruik van polypropyleen in het menselijk lichaam goed te onderzoeken.

Uitgangspunten

2.9.

Dat [eiseres] ernstige klachten heeft staat in deze procedure niet ter discussie. Dat neemt de rechtbank dan ook zonder meer aan. De vraag is of de arts, het ziekenhuis en/of de producent daarvoor aansprakelijk zijn.

2.10.

Om aansprakelijkheid, en dus de plicht om schade te vergoeden, aan te kunnen nemen, vereist de wet dat er niet alleen sprake is van schade, maar ook dat die schade het gevolg is van – kort gezegd – een fout.

Het kan gaan om een fout die door een persoon is gemaakt, doordat hij of zij een verbintenis (een verplichting bijvoorbeeld op grond van een overeenkomst) niet nakomt1 of onrechtmatig handelt2. De fout kan ook gelegen zijn in een zaak. De producent is aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van een gebrek in zijn product en degene die een verbintenis niet (goed) nakomt doordat hij gebruik maak van een zaak die daar niet geschikt voor is, is ook aansprakelijk3. Er moet dus sprake zijn van een fout of een gebrek, het enkele feit dat er schade is ontstaan is niet genoeg; dat kan ook het gevolg zijn van complicaties en een ongelukkige samenloop van omstandigheden. In dat geval is er geen aansprakelijkheid en geen verplichting om schade te vergoeden.

Gebrekkig product?

2.11.

In deze zaak stelt [eiseres] in de eerste plaats dat de fout gelegen is in het implantaat. De rechtbank moet dus beoordelen of het implantaat gebrekkig was.

2.12.

In artikel 6:186 BW is een definitie gegeven voor een gebrekkig product: een product is gebrekkig als het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder (a) de presentatie van het product, (b) het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product en (c) het tijdstip waarop het in het verkeer werd gebracht. Het gaat dus niet om absolute veiligheid, maar om de veiligheid die men redelijkerwijs mag verwachten. De Hoge Raad heeft in het Halcion-arrest (NJ 1990,652) bevestigd dat een product gebrekkig is: “indien aard en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT