Uitspraak Nº C/16/440927 / HA ZA 17-503. Rechtbank Midden-Nederland, 2018-02-14

ECLIECLI:NL:RBMNE:2018:571
Date14 Febrero 2018
Docket NumberC/16/440927 / HA ZA 17-503
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/440927 / HA ZA 17-503

Vonnis van 14 februari 2018

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. L. van der Leer-Jellinghaus te Haarlem,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. M.P. Dol te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 16 augustus 2017

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 29 november 2017.

1.2.

Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2 De feiten
2.1.

[eiseres] houdt zich bezig met het kopen van zakelijke vorderingen van ondernemingen, en met factoring. Factoring is een vorm van debiteurenfinanciering. Een ondernemer draagt zijn facturatie en debiteurenrisico over aan een gespecialiseerd bedrijf, de factoringmaatschappij. In ruil voor een vergoeding aan dit bedrijf ontvangt de ondernemer direct zijn geld. Hij hoeft dus niet te wachten totdat zijn facturen zijn betaald.

2.2.

[gedaagde] is via een persoonlijke houdstermaatschappij de enige bestuurder van [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ). De dochtervennootschappen van [bedrijfsnaam 1] verleenden geboortezorg. [B] (hierna: [B] ) was operationeel directeur van [bedrijfsnaam 1] , maar geen bestuurder. [gedaagde] en [B] hielden elk indirect, via hun persoonlijke houdstermaatschappijen, 50% van de certificaten van de aandelen in [bedrijfsnaam 1] , welke aandelen werden gehouden door een stichting (hierna: de stichting). [gedaagde] en [B] vormden gezamenlijk het bestuur van de stichting.

2.3.

Op 23 november 2015 heeft [bedrijfsnaam 1] een factoringovereenkomst gesloten met [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ). In deze overeenkomst is de mogelijkheid (geen verplichting) voor [bedrijfsnaam 1] opgenomen om vorderingen aan [bedrijfsnaam 2] over te dragen (te cederen). Directeur van [bedrijfsnaam 2] is [C] (hierna: [C] ).

2.4.

In een akte van verpanding van 19 april 2016 is [bedrijfsnaam 1] samen met een aantal dochtermaatschappijen onder meer overeengekomen dat [bedrijfsnaam 1] haar toekomstige vorderingen aan Rabobank zal verpanden. Daarbij is aan Rabobank een volmacht tot verpanding gegeven.

2.5.

Eind juli 2016 had [bedrijfsnaam 2] een vordering op [bedrijfsnaam 1] van € 45.375. [bedrijfsnaam 1] had in die periode een ernstig liquiditeitstekort.

2.6.

In een brief van 27 juli 2016 heeft de onroerendgoedtak van verzekeraar ASR een voorstel aan [bedrijfsnaam 1] gedaan voor de verhuur van een pand (hierna: het pand). Daarbij heeft ASR in verband met de nog uit te voeren verbouwing van het pand aangeboden om aan [bedrijfsnaam 1] een investeringsbijdrage te betalen van € 110.000 exclusief btw (hierna: de investeringsbijdrage). [bedrijfsnaam 1] heeft dit aanbod aanvaard. Een van de voorwaarden die ASR stelde aan het betalen van de investeringsbijdrage was goedkeuring door ASR van de bouwtekeningen.

2.7.

Vanaf 27 juli 2016 heeft [gedaagde] namens [bedrijfsnaam 1] onderhandeld met [C] over cessie aan [bedrijfsnaam 2] van de vordering die [bedrijfsnaam 1] meende te verkrijgen op ASR uit hoofde van de investeringsbijdrage, en over het vooruitbetalen door [bedrijfsnaam 2] van een koopsom voor die vordering.

2.8.

Op 28 juli 2016 heeft [bedrijfsnaam 1] ASR per e-mail verzocht de investeringsbijdrage aan [bedrijfsnaam 2] te betalen, met de mededeling dat [bedrijfsnaam 1] nauw samenwerkt met haar partner [bedrijfsnaam 2] en deze factuur daarom is overgedragen. Bij dit verzoek was een factuur gevoegd ter hoogte van € 133.100, bestaande uit de investeringsbijdrage, vermeerderd met BTW (hierna: de eerste factuur voor de investeringsbijdrage). Op deze factuur is vermeld dat ‘deze vordering is overgedragen (gecedeerd) aan [bedrijfsnaam 2] en dat betaling van deze vordering slechts bevrijdend kan geschieden aan [bedrijfsnaam 2] ’, met vermelding van het bankrekeningnummer van [bedrijfsnaam 2] .

2.9.

[bedrijfsnaam 2] was niet bereid om [bedrijfsnaam 1] bij voorbaat een koopsom te betalen voor de vordering op ASR. [bedrijfsnaam 2] wilde de investeringsbijdrage van ASR ontvangen om daarmee haar vordering op [bedrijfsnaam 1] te verrekenen, en het restant vervolgens overmaken naar [bedrijfsnaam 1] . Omdat [bedrijfsnaam 2] geen koopsom vooruit wilde betalen is [gedaagde] in de avond van 28 juli 2016 op zoek gegaan naar een andere factoringmaatschappij. Op 1 augustus 2016 kwam hij via een kennis in contact met [eiseres] .

2.10.

[eiseres] was bereid de vordering van [bedrijfsnaam 1] op ASR te kopen en om een groot deel van de koopsom onmiddellijk vooruit te betalen. In de avond van 1 augustus 2016 heeft [eiseres] de tekst van een raamovereenkomst per e-mail naar [gedaagde] gestuurd. Op grond van deze overeenkomst zou [bedrijfsnaam 1] de mogelijkheid krijgen om vorderingen aan [eiseres] te cederen (hierna: de raamovereenkomst), met vooruitbetaling door [eiseres] aan [bedrijfsnaam 1] .

2.11.

Op 2 augustus 2016 hebben [eiseres] en [bedrijfsnaam 1] (in de persoon van [gedaagde] ) de raamovereenkomst ondertekend. Voor zover in deze procedure van belang luidt de raamovereenkomst als volgt:

‘artikel 5 – Voorwaarden gesteld aan de betaling van de koopsom van de over te dragen Vorderingen

1. […]

2. Verkoper staat jegens [eiseres] in voor het navolgende:

  • -

    a) […]

  • -

    b) dat de Vordering geen betrekking heeft op een nog aan enige goedkeuring onderworpen transactie […]

(g) dat er geen Dispuut (art. 7) bestaat ten aanzien van de schuldverhouding en dat Verkoper niets bekend is van enige omstandigheid die een dispuut zou kunnen veroorzaken; […]

Artikel 7 – Disputen en creditering

  • -

    1. Verkoper is verplicht [eiseres] direct te informeren over klachten, geschillen en bezwaren (“Dispuut”) van afnemers ten aanzien van hetgeen met de aan [eiseres] overgedragen facturen aan hen in rekening is gebracht alsmede over eventueel onder afnemers ten laste van Verkoper gelegde derdenbeslagen.

  • -

    Van Dispuut is sprake in elk geval van betwisting van de hoogte of de juistheid van de Vordering of de daaraan verbonden rechten voor wat betreft de grondslag of de omvang; […]’

2.12.

Onderdeel van de raamovereenkomst is een bijlage met de titel ‘Persoonlijke garantie (hoofdelijke aansprakelijkheid)’, die op 2 augustus 2016 door [gedaagde] is ondertekend (hierna: de persoonlijke garantie). In de persoonlijke garantie is [bedrijfsnaam 1] ‘Verkoper’ genoemd en is de raamovereenkomst aangeduid als ‘de overeenkomst’. Ook wordt de term ‘afnemer’ gebruikt, waarmee is bedoeld een afnemer van diensten van [bedrijfsnaam 1] , op welke afnemer [bedrijfsnaam 1] een vordering heeft of krijgt. In de persoonlijke garantie staat, voor zover in deze procedure van belang, het volgende:

‘[…] De ondergetekende(n)

verklaart/verklaren kennis genomen te hebben van de overeenkomst tot koop en levering van handelsvorderingen tussen [eiseres] en Verkoper gesloten op 02-08-2016

verklaart/verklaren zich, tot zekerheid van de juiste nakoming van deze overeenkomst door Verkoper en voor mogelijke schade van [eiseres] voortvloeiend uit:

  • -

    iedere vorm van bedrog gepleegd door Verkoper;

  • -

    het niet nakomen van de verplichtingen van Verkoper als genoemd in artikel 5, voor zover afnemer uit dien hoofde niet tot betaling aan [eiseres] overgaat;

  • -

    afwezigheid van de cessietekst op de door Verkoper aan [eiseres] overgedragen factuur als bedoeld in artikel 6 van de Overeenkomst, voor zover afnemer uit dien hoofde niet tot betaling aan [eiseres] overgaat;

  • -

    betalingen die rechtstreeks aan Verkoper worden gedaan zonder toestemming van [eiseres] en die niet aan [eiseres] worden overgemaakt en zijn ontvangen, zoals genoemd in artikel 9 van de overeenkomst;

  • -

    creditfacturen en disputen die door verkoper nog niet aan [eiseres] zijn terugbetaald conform het gemelde in artikel 7 van de Overeenkomst;

  • -

    tegenvorderingen of klachten van afnemers van Verkoper;

ieder voor zich zowel gezamenlijk, hoofdelijk jegens [eiseres] naast Verkoper als medeschuldenaar verbonden. […]’

2.13.

Op 2 augustus 2016 heeft [bedrijfsnaam 1] een tweede factuur voor de investeringsbijdrage aan ASR gestuurd, gedateerd 1 augustus 2016 (hierna: de tweede factuur voor de investeringsbijdrage). Op die factuur is vermeld dat het vorderingsrecht van deze vordering is overgedragen aan [eiseres] en dat bevrijdende betaling van deze vordering uitsluitend kan geschieden op de (op die factuur vermelde) bankrekening van [eiseres] .

2.14.

Op 2 augustus 2016 heeft [bedrijfsnaam 1] een creditnota aan ASR gestuurd voor de eerste factuur voor de investeringsbijdrage (zie 2.8). In de begeleidende e-mail staat dat een fout is gemaakt en dat op de eerste factuur voor de investeringsbijdrage de verkeerde factoringpartner is vermeld.

2.15.

Op 2 augustus heeft [eiseres] een afrekening gestuurd voor de koop van de vordering van [bedrijfsnaam 1] op ASR. Op deze afrekening is een factorloon voor [eiseres] vermeld van € 5.108,62 (inclusief diverse kosten en btw) en een door [eiseres] te betalen voorschot van € 79.875,73. Dezelfde dag of kort daarna heeft [eiseres] dit bedrag van € 79.875,73 overgemaakt naar [bedrijfsnaam 1] .

2.16.

[gedaagde] heeft [eiseres] niets verteld over de factoringovereenkomst van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] , over de gesprekken met [C] over de overdracht van de vordering van [bedrijfsnaam 1] op ASR aan [bedrijfsnaam 2] , en over het versturen van de eerste factuur voor de investeringsbijdrage en de daarmee samenhangende creditfactuur.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT