Uitspraak Nº C/16/401508 / HA ZA 15-809. Rechtbank Midden-Nederland, 2017-10-11
ECLI | ECLI:NL:RBMNE:2017:5137 |
Docket Number | C/16/401508 / HA ZA 15-809 |
Date | 11 Octubre 2017 |
Court | Rechtbank Midden-Nederland (Neederland) |
vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLANDCiviel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/401508 / HA ZA 15-809
Vonnis van 11 oktober 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. B. Besseling te Apeldoorn,
tegen
wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. Z.B. Gyömörei te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] respectievelijk [gedaagde sub 1] c.s. (gedaagden tezamen), [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-
-
het deskundigenbericht met addendum van mr. [A] van 16 juni 2017
-
-
de akte ter zake deskundigenbericht van [eiseres]
-
-
de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde sub 1] c.s.
Hierna is uitspraak bepaald.
In deze zaak vordert [eiseres] betaling van € 61.905,97 aan honorarium, rente en kosten voor in 2009 en 2010 verrichte werkzaamheden op basis van de tussen [gedaagde sub 1] aan [eiseres] op 1 oktober 2009 overeengekomen overeenkomst van opdracht. Deze werkzaamheden hadden hoofdzakelijk betrekking op een door New HBU II tegen [gedaagde sub 1] c.s. ingestelde vordering bij de rechtbank te Amsterdam tot terugbetaling van een door New HBU II aan [gedaagde sub 1] c.s. verstrekt krediet. Deze vordering is toegewezen. Het Gerechtshof Amsterdam heeft het vonnis vernietigd en de vorderingen van New HBU II tegen [gedaagde sub 1] c.s. alsnog afgewezen. In deze procedure werd [gedaagde sub 1] c.s. bijgestaan door zijn huidige advocaat.
[gedaagde sub 1] c.s. voert onder meer tegen vordering van [B] aan (i) dat de kwaliteit van de werkzaamheden onvoldoende is geweest en (ii) dat [eiseres] een bovenmatig aantal uren aan de zaak heeft besteed. [eiseres] heeft deze beide argumenten betwist.
De rechtbank heeft daarom bij tussenvonnis van 21 december 2016 een deskundigenonderzoek gelast en mr. [A] , werkzaam als advocaat op het gebied van het financieel recht, als deskundige benoemd ter beantwoording van zes in het tussenvonnis vermelde vragen. De vordering tegen [gedaagde sub 2] is bij tussenvonnis reeds afgewezen.
Voor zover voor de beoordeling van deze zaak van belang is de deskundige geparafraseerd tot het volgende oordeel gekomen:
-
de voorgelegde vragen dienen beantwoord te worden aan de hand van het criterium "redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur";
-
het is niet zo dat uitsluitend het "best denkbare advies" de toets der kritiek kan doorstaan; uitsluitend die handelingen kunnen de toets der kritiek niet doorstaan indien een redelijk handelend een redelijk bekwaam advocaat anders had moeten optreden;
-
onderscheid kan gemaakt worden tussen twee categorieën die kunnen leiden tot het oordeel dat niet is opgetreden als een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat: de zogenaamde beroepsfouten en een gebrek aan bekwaamheid; uit het tussenvonnis maakt de deskundige op dat hier alleen de tweede categorie aan de orde is;
-
(met betrekking tot het namens [gedaagde sub 1] door [eiseres] in de procedure bij de rechtbank Amsterdam gedane beroep op dwaling bij het aangaan van de kredietovereenkomst met New HBU II):
-
het beroep op dwaling kan niet in het belang van [gedaagde sub 1] zijn geweest; indien het beroep zou slagen zou dit immers leiden tot ongedaanmakingsverbintenissen voor [gedaagde sub 1] , te weten het terugbetalen van het krediet, hetgeen [gedaagde sub 1] juist niet wilde;
-
voorts is [eiseres] onvoldoende ingegaan op de gevolgen van een eventueel geslaagd beroep op dwaling en derhalve de vernietiging van de kredietovereenkomst; er is geen beroep gedaan op artikel 3:35 lid 2 BW of artikel 6:210 BW; evenmin is gesteld dat de vordering tot schadevergoeding verrekend dient te worden met de (eventuele) terugbetalingsplicht (tot welk oordeel het hof was gekomen); het had voor de hand gelegen dat [eiseres] geen verwijzing naar de schadestaatprocedure zou hebben gevorderd (hetgeen zij wel heeft gedaan), maar een concreet schadebedrag; de geleden schade was immers bekend;
-
een geslaagd beroep op dwaling zou slechts zien op de kredietovereenkomst en niet op de overeenkomst(en) die [gedaagde sub 1] met gebruikmaking van het krediet vervolgens is aangegaan met twee andere vennootschappen;
-
uit de door [eiseres] in de procedure betrokken...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT