Uitspraak Nº C/16/394410 / FA RK 15-3981. Rechtbank Midden-Nederland, 2016-01-21

ECLIECLI:NL:RBMNE:2016:6244
Date21 Enero 2016
Docket NumberC/16/394410 / FA RK 15-3981
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht

locatie Utrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/16/394410 / FA RK 15-3981

vaststellen kinderalimentatie

Beschikking van 21 januari 2016

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster, hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. R.F. Vogel,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder, hierna te noemen: de man,

advocaat mr. K.M. Lans.

1 Verloop van de procedure
1.1.

De vrouw heeft op 16 juni 2015 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, strekkende tot het vaststellen van een door de man te betalen bijdrage in de kosten van de minderjarige kinderen van partijen.

1.2.

Het verzoekschrift van de vrouw bevat eveneens verzoeken ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling. Deze verzoeken zijn in een afzonderlijke procedure behandeld en hierop is bij afzonderlijke beschikking beslist.

1.3.

De man heeft op 11 augustus 2015 een verweerschrift, tevens verzoekschrift ingediend.

1.4.

Bij de rechtbank zijn hiernaast nog de navolgende stukken binnengekomen:

  • -

    een F9-formulier van 2 december 2015 van de zijde van de vrouw met producties;

  • -

    een F9-formulier van 3 december 2015 van de zijde van de man met producties.

1.5.

De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 14 december 2015. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2 Vaststaande feiten
2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.

2.2.

De minderjarige kinderen van partijen zijn:

  • -

    [minderjarige 1] , geboren op [2008] te [geboorteplaats] , hierna: [voornaam minderjarige 1] ;

  • -

    [minderjarige 2] , geboren op [2010] te [geboorteplaats] , hierna: [voornaam minderjarige 2] .

2.3.

Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .

2.4.

Bij beschikking van 2 oktober 2015 van deze rechtbank is de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 1] bepaald bij de man en de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2] bepaald bij de vrouw. Daarnaast is de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:

  • -

    [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven bij de man in de oneven weken vanaf woensdag 9.00 uur tot maandagochtend naar school en in de even weken vanaf woensdag 9.00 uur tot vrijdagochtend naar school, of – in het geval de man vrij is – tot vrijdagmiddag 17.00 uur;

  • -

    [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven bij de man de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg nader overeen te komen.

3 Beoordeling van het verzochte
3.1.

De vrouw heeft – na wijziging van haar verzoek ter zitting – verzocht te bepalen dat de man aan haar met ingang van 1 juni 2015 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dient te betalen van € 225,- per kind per maand.

3.2.

De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. Hij heeft bij wijze van zelfstandig verzoek primair verzocht te bepalen dat partijen gebruik zullen maken van een kinderrekening, waartoe beiden gemachtigd zijn, en beide partijen te veroordelen om het door hen te ontvangen kindgebonden budget en de kinderbijslag te storten op deze rekening en daarnaast partijen te veroordelen om ieder een nader te berekenen bedrag op de rekening te storten. Subsidiair heeft de man verzocht te bepalen dat de vrouw een nader te berekenen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient te betalen aan de man, met ingang van de maand volgend op de maand van afgifte van de beschikking. Meer subsidiair heeft de man verzocht te bepalen dat de man ten behoeve van [voornaam minderjarige 2] een bijdrage van € 58,- per maand dient te betalen aan de vrouw en dat de vrouw ten behoeve van [voornaam minderjarige 1] een bijdrage van € 21,- per maand dient te betalen aan de man.

3.3.

De vrouw heeft kenbaar gemaakt niet te willen meewerken aan het voorstel van de man met betrekking tot het gebruik van de kinderrekening. Nu de wet geen grondslag biedt op grond waarvan de rechtbank kan bepalen dat een kinderrekening dient te worden gebruikt, kan het primaire verzoek van de man niet worden toegewezen. De rechtbank zal derhalve de overige verzoeken van partijen beoordelen en daarbij de aanbevelingen volgen van de Expertgroep Alimentatienormen zoals neergelegd in het Tremarapport.

3.4.

Partijen zijn het erover eens dat de kosten van de kinderen in totaal € 748,- per maand bedragen, derhalve € 374,- per kind per maand, en dat een zorgkorting van 35% gehanteerd dient te worden, derhalve overeenkomend met € 131,- per kind per maand. In geschil tussen partijen is de draagkracht van de man en de draagkracht van de vrouw. Daarnaast zijn partijen het niet eens over de ingangsdatum van de vast te stellen bijdrage.

Ingangsdatum

3.5.

De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage vast te stellen met ingang van 1 juni 2015. De man heeft gesteld dat de vast te stellen bijdrage in dient te gaan op de eerste van de maand, volgend op de datum van de beschikking.

3.6.

De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 1:402 BW laat de rechter grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT