Uitspraak Nº C/16/499502 / KL ZA 20-74. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-04-06

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:1612
Date06 Abril 2020
Docket NumberC/16/499502 / KL ZA 20-74
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

Locatie Lelystad

zaaknummer / rolnummer: C/16/499502 / KL ZA 20-74

Vonnis in kort geding van 6 april 2020

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. T.E. Heslinga te Leeuwarden,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

verweerder in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. A.C. Mens te Hoofddorp.

Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1 De procedure
1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding met producties,

  • -

    een brief van 30 maart 2020 namens de man, tevens een eis in reconventie, met producties,

  • -

    een brief van 31 maart 2020 namens de vrouw, met producties,

  • -

    de telefonische hoorzitting op 1 april 2020, waarbij de vrouw is bijgestaan door mr. Heslinga en de man is bijgestaan door mr. Mens, en

  • -

    de pleitnota van de man.

1.2

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.

2.2

Het minderjarige kind van partijen is: [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 in de gemeente [naam gemeente] .

2.3

De man en de vrouw zijn gezamenlijk belast met het gezag over [voornaam van minderjarige] .

2.4

Bij beschikking van deze rechtbank van 10 augustus 2017 is het ouderschapsplan van partijen van 18 juli 2017 bekrachtigd. Daarin is opgenomen dat de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige] wordt bepaald bij de man en, dat vanaf het moment dat de vrouw woonachtig is in [woonplaats 1] of [woonplaats 3] , [voornaam van minderjarige] ingeschreven zal gaan worden bij de vrouw.

2.5

De vrouw heeft daarna een nieuwe procedure opgestart waarin zij de rechtbank verzocht heeft de man te veroordelen tot nakoming en uitvoering van het ouderschapsplan, waarbij de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige] met ingang van 15 oktober 2017 bij de vrouw wordt vastgesteld, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag. Daarnaast heeft zij verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om [voornaam van minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool 1] te [woonplaats 1] en de omgangsregeling, zoals overeengekomen in het ouderschapsplan, te wijzigen en te bepalen dat [voornaam van minderjarige] één weekend per 14 dagen bij de man verblijft van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school.

2.6

De rechtbank heeft op 16 mei 2018 een tussenbeschikking heeft gewezen, waarin partijen zijn doorverwezen naar ouderschapsbemiddeling. Op 6 juni 2019 heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan als bedoeld in artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en heeft de man voorlopig, tot daarover nader wordt beslist, vervangende toestemming verleend om [voornaam van minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool 2] te [woonplaats 2] . De rechtbank heeft de definitieve beslissing op de verzoeken van partijen aangehouden en de Raad voor de Kinderbescherming, hierna als de Raad aangeduid, opgedragen om rapport en advies uit de brengen over de vragen, welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang van [voornaam van minderjarige] is, en welke zorgregeling met de andere ouder het meest tegemoet komt aan de belangen van [voornaam van minderjarige] en hoe deze qua aard, duur en frequentie vorm gegeven moet worden.

2.7

[voornaam van minderjarige] verbleef tot 20 maart 2020 om de week bij de man, respectievelijk de vrouw, waarbij zij op vrijdagmiddag, door de ouder waar zij op dat moment verbleef, naar de andere ouder werd gebracht. Op 20 maart 2020 heeft de man [voornaam van minderjarige] niet naar de vrouw teruggebracht. Sindsdien verblijft zij bij de man.

3 Het geschil in conventie en reconventie
3.1

De vrouw vordert:

I Gedaagde te veroordelen tot nakoming van de omgangsregeling zoals bepaald bij beschikking d.d. 10 augustus 2017 tussen de vrouw en [voornaam van minderjarige] , met onmiddellijke ingang;

II Zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat de man in gebreke is in de nakoming van dit vonnis;

III Met veroordeling van de man in de kosten van dit geding.

3.2

De man voert verweer. De man vordert:

I De omgangsregeling zoals vastgelegd in het ouderschapsplan d.d. 18 juli 2017, welke bij beschikking van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT