Uitspraak Nº C/16/496261 / HA ZA 20-87. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-06-24

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:2302
Date24 Junio 2020
Docket NumberC/16/496261 / HA ZA 20-87
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/496261 / HA ZA 20-87

Vonnis in incidenten van 24 juni 2020

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat mr. M.P. Dol te Amsterdam,

tegen

de vennootschap naar buitenlands recht

HOCH CAPITAL LTD,

gevestigd te Limassol, Cyprus,

gedaagde in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat mr. P. Katz te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] en Hoch Capital genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding, mede inhoudende een voorlopige voorziening strekkende tot afgifte van stukken,

  • -

    de conclusie van antwoord ten aanzien van de voorlopige voorziening, tevens onbevoegdheidsverweer, tevens verzoek om aanhouding

  • -

    de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring

  • -

    de incidentele conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, tevens akte overlegging producties en vermindering en wijziging van eis,

  • -

    de akte uitlating eisvermindering, eiswijziging en producties

  • -

    het verzoek van Hoch Capital om de beslissing in het bevoegdheidsincident aan te houden

  • -

    de reactie daarop van [eiseres]

  • -

    de rolbeslissing van deze rechtbank van 10 juni 2020 inhoudende een afwijzing van het verzoek om aanhouding.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2 De beoordeling in het incident tot onbevoegdverklaring
2.1.

Hoch Capital betwist dat de rechtbank bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen, en stelt zich op het standpunt dat [eiseres] zich niet kan beroepen op artikel 17 van de Brussel Ibis-Vo1, zodat op grond van de forumkeuze in de met [eiseres] gesloten overeenkomst (artikel 25 Brussel Ibis-Vo), dan wel de plaats van het schadebrengende feit (artikel 7 lid 2 Brussel Ibis-Vo) de gerechten van de Republiek Cyprus (exclusief) bevoegd zijn. Zij verzoekt de rechtbank dan ook om zich onbevoegd te verklaren.

2.2.

[eiseres] beroept zich er primair op dat de tussen haar en Hoch Capital gesloten overeenkomst aangemerkt moet worden als een consumentenovereenkomst in de zin van artikel 17 Brussel Ibis-Vo, zodat de rechter van haar woonplaats bevoegd is om van haar vorderingen kennis te nemen. Het forumkeuzebeding is volgens haar op die grond ongeldig (artikel 19 Brussel Ibis-Vo).

2.3.

Bij rolbericht van 3 juni 2020 heeft Hoch Capital de rechtbank op grond van artikel 31 lid 2 Brussel Ibis-Vo verzocht de beslissing over het incident aan te houden totdat de inmiddels aangezochte Cypriotische rechter zou hebben beslist dat hem op basis van het forumkeuzebeding geen bevoegdheid toekomt.

2.4.

De rechtbank heeft dat verzoek bij rolbeslissing afgewezen. Daarbij heeft zij overwogen dat het bestaan van een verplichting tot aanhouding op de voet van artikel 31 lid 2 Brussel Ibis-Vo afhankelijk is van het oordeel over de geldigheid van de forumkeuze in het licht van de stelling van [eiseres] dat zij consument is (artikel 31 lid 4 van de Brussel Ibis-Vo). Het oordeel daarover ligt voor in het bevoegdheidsincident. De behandeling van dit incident is daarom niet aangehouden, maar zou wel alsnog tot aanhouding kunnen leiden, als het forumkeuzebeding geldig zou blijken te zijn.

2.5.

Allereerst moet de stelling van Hoch Capital worden beoordeeld dat de regeling van artikelen 17 tot en met 19 Brussel Ibis-Vo niet van toepassing is, omdat de vorderingen van [eiseres] niet zijn gegrond op de tussen partijen gesloten overeenkomst, maar op onrechtmatige daad (oneerlijke handelspraktijken en schending zorgplicht).

2.6.

Uit de jurisprudentie van het HvJEU volgt dat onder de Brussel Ibis-Vo niet de kwalificatie van de vordering naar nationaal recht maatgevend is voor de vraag of een vordering een “verbintenis uit onrechtmatige daad” is of “een verbintenis uit overeenkomst”, maar dat daarvoor de volgende criteria gelden:

  • -

    het begrip „verbintenis uit onrechtmatige daad” omvat elke vordering die ertoe strekt een verweerder aansprakelijk te stellen en die geen verband houdt met een “verbintenis uit overeenkomst” (zie arrest van 28 januari 2015, Kolassa, C-375/13, EU:C:2015:37, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak),

  • -

    de enkele omstandigheid dat één van de contractpartijen een civielrechtelijke aansprakelijkheidsvordering instelt tegen de andere partij volstaat op zich niet om te spreken van een vordering die voortvloeit uit „verbintenis uit overeenkomst”,

  • -

    daarvan is slechts sprake indien de verweten gedraging kan worden beschouwd als niet-nakoming van de contractuele verbintenissen zoals deze kunnen worden bepaald aan de hand van het voorwerp van de overeenkomst (arrest van 13 maart 2014, Brogsitter, C-548/12),

  • -

    een door een consument ingestelde vordering inzake wettelijke aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad valt onder artikel 17 e.v. Brussel Ibis-Vo, indien deze vordering onlosmakelijk verbonden is met een overeenkomst die de betrokken consument en de beroepsmatig handelende wederpartij daadwerkelijk hebben gesloten (HvJEU 2 april 2020, AU/Reliantco, C-500/18).

2.7.

In deze zaak is er sprake van een overeenkomst tussen partijen die daadwerkelijk is gesloten. [eiseres] heeft (via een eiswijziging) een vordering met een duidelijk contractuele grondslag ingesteld: een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is vernietigd, dan wel vernietiging door de rechter. De overige vorderingen, strekkende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT