Uitspraak Nº C/16/501766 / HA ZA 20-273. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-12-30

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:5672
Date30 Diciembre 2020
Docket NumberC/16/501766 / HA ZA 20-273
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/501766 / HA ZA 20-273

Vonnis van 30 december 2020

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

JCDECAUX NEDERLAND B.V.

gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam

eiseres

hierna te noemen: JCDecaux

advocaat mr. J.F. van Nouhuys

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE UTRECHT

zetelend te Utrecht

gedaagde

hierna te noemen: de gemeente

advocaten mrs. W.J.W. Engelhart en J. Krijbolder

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- de dagvaarding
- de akte houdende overlegging producties (1 tot en met 14) van JCDecaux
- de conclusie van antwoord met de producties 1 tot en met 9 van de gemeente
- aan partijen is daarna bericht dat er een mondelinge behandeling wordt gehouden
en dat deze mondelinge in verband met de coronamaatregelen door middel van een
Skype zitting wordt gehouden
- JCDecaux heeft voorafgaand aan de Skype zitting spreekaantekeningen toegezonden

- de Skype zitting van 19 november 2020, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.


Aan het einde van de Skype zitting is aan partijen verteld dat er (in beginsel) op
30 december 2020 een vonnis zal komen.

2 Inleiding

2.1. De gemeente heeft in 2018 een Europese aanbestedingsprocedure georganiseerd die ziet op het plaatsen van haltevoorzieningen (waaronder abri’s), vrijstaande reclamevitrines en billboards en het recht om deze objecten te exploiteren door het aanbrengen van reclame.

De aanbestedingsdocumentatie bestaat uit een inschrijvingsleidraad met bijlagen, waaronder het Programma van Eisen, en de eerste, tweede en derde Nota van Inlichtingen.
Met de winnende inschrijver wordt een concessieovereenkomst gesloten met een looptijd van 15 jaar en een optie tot verlenging.

2.2.

Er hebben drie inschrijvers, onder wie JCDecaux, aan deze aanbestedingsprocedure deelgenomen. De gemeente heeft na de beoordeling van de inschrijvingen de opdracht voorlopig gegund aan Reclame Bureau Limburg B.V. (hierna: RBL). De inschrijving van JCDecaux is op de tweede plaats geëindigd en de inschrijving van de andere (derde) inschrijver is ongeldig verklaard.

2.3.

JCDecaux heeft het voorlopig gunningsvoornemen in kort geding aangevochten, maar is door de voorzieningenrechter in het ongelijk gesteld.

2.4.

De gemeente heeft daarna de opdracht definitief aan RBL gegund en met RBL de concessieovereenkomst gesloten. RBL is daarna begonnen met het plaatsen van de abri’s waarmee zij heeft ingeschreven. Het gaat daarbij om drie modellen.

3 Waar gaat de zaak over?
3.1.

JCDecaux stelt zich in deze procedure op het standpunt dat in ieder geval één van de modellen waarmee RBL heeft ingeschreven niet voldoet aan eis 5.8.3. van het Programma van Eisen. De gemeente had daarom volgens JCDecaux de inschrijving van RBL ongeldig moeten verklaren en de opdracht aan JCDecaux, die als enige geldig heeft ingeschreven, moet gunnen.

De gemeente heeft, zo stelt JCDecaux in deze procedure, onrechtmatig tegenover JCDecaux gehandeld door de inschrijving van RBL niet ongeldig te verklaren en de opdracht niet aan JCDecaux te gunnen. Omdat een overeenkomst die in strijd met het aanbestedingsrecht is gesloten volgens vaste rechtspraak niet kan worden teruggedraaid, maakt JCDecaux aanspraak op schadevergoeding. Het gaat daarbij in ieder geval om de schade die zij lijdt door het mislopen van de opdracht ofwel, zoals dat wordt genoemd, het positieve contractsbelang.
JCDecaux vordert in deze procedure daarom, samengevat, een verklaring voor recht dat de gemeente onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld en dat de gemeente wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat.

3.2.

De gemeente betwist dat de inschrijving van RBL ongeldig is. Zij voert daarbij aan dat eis 5.8.3. van het Programma van Eisen anders moet worden uitgelegd dan JCDecaux dat doet. Mocht dit niet opgaan dan stelt de gemeente zich op het standpunt dat de eis kennelijk voor meerdere uitleg vatbaar is en daarmee onduidelijk was. De opdracht zou volgens de gemeente in dat geval niet aan JCDecaux zijn gegund, omdat dit in strijd zou zijn geweest met de aanbestedingsrechtelijke beginselen (gelijkheidsbeginsel en transparantiebeginsel).

In plaats daarvan zou de opdracht, zo voert de gemeente aan, zijn heraanbesteed. Dit betekent ook dat, zo er al sprake is van onrechtmatig handelen van de gemeente, dit zonder (rechts-)gevolg blijft, omdat er geen sprake is van schade aan de zijde van JCDecaux. Als er toch sprake zou zijn van enige schade dan bestaat die schade volgens de gemeente hoogstens uit het mislopen van een kans ofwel, zoals dat ook wel wordt genoemd, het negatieve contractsbelang.
4. De beoordeling

De gemeente heeft onrechtmatig gehandeld tegenover JCDecaux

4.1.

Geoordeeld wordt dat de gemeente onrechtmatig tegenover JCDecaux heeft gehandeld door de inschrijving van RBL niet ongeldig te verklaren en de opdracht niet aan JCDecaux te gunnen. Hierna wordt uitgelegd waarom dit zo is.

Uitgangspunt
4.2. Uit de aanbestedingsdocumentatie, daarover zijn partijen het eens, volgt dat de inschrijvingen aan alle eisen (waaronder eis 5.8.3.) van het Programma van Eisen moesten voldoen en dat inschrijvingen die daaraan niet voldoen, afvallen.
Voldoet de inschrijving niet aan alle eisen van het Programma van Eisen dan moet deze inschrijving dus ongeldig worden verklaard. Aan die inschrijver mag de opdracht niet worden gegund.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT