Uitspraak Nº C/17/157445 / KG ZA 17-264. Rechtbank Noord-Nederland, 2017-11-22

ECLIECLI:NL:RBNNE:2017:4634
Date22 Noviembre 2017
Docket NumberC/17/157445 / KG ZA 17-264
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaaknummer / rolnummer: C/17/157445 / KG ZA 17-264

Vonnis in kort geding van 22 november 2017

in de zaak van

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. R. Verdonk, kantoorhoudende te Heerenveen,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. A.A.M. Kroon-Jongbloed, kantoorhoudende te Groningen.

Partijen zullen hierna [de vrouw] en [de man] genoemd worden.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding;

  • -

    de akte eiswijziging;

  • -

    de conclusie van antwoord;

  • -

    de mondelinge behandeling die gelijktijdig heeft plaatsgevonden met de mondelinge behandeling van het kort geding, aangespannen door [de vrouw] tegen [de man] , bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer / rolnummer: C/17/157734 / KG ZA 17-279;

  • -

    de pleitnota van de zijde van [de man] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

Partijen zijn op 9 september 1982 met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Blijkens de akte van huwelijkse voorwaarden van 6 september 1982 zijn partijen gehuwd met uitsluiting van iedere huwelijksgoederengemeenschap. In deze akte van huwelijkse voorwaarden zijn - voor zover van belang - de volgende bepalingen opgenomen:

Artikel 2.

De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, zowel de gewone als de buitengewone, alzo met inbegrip van alle kosten van geneeskundige behandeling en verpleging van de echtgenoten, alsmede alle kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren en eventueel door de echtgenoten geadopteerde kinderen, zullen door de echtgenoten ieder voor de helft worden gedragen, behoudens dat, indien de ten laste van een hunner komende helft van die kosten in enig jaar het totaal van zijn in dat jaar genoten inkomsten mocht overschrijden, het meerdere zal worden voldaan door de andere echtgenoot uit de voor deze in dat jaar genoten inkomsten, zonder dat dienaangaande enige verrekening zal plaats hebben, ook niet met een eventueel overschot van inkomsten in vroegere of latere jaren.

Indien, na toepassing van het in het vorige lid bepaalde, mocht blijken dat de bedoelde kosten in enig jaar het totale bedrag van de door beide echtgenoten in dat jaar genoten inkomsten overschrijden, zal het meerdere door de echtgenoten worden voldaan en gedragen uit- en naar evenredigheid van beider zuiver vermogen.

Verrekeningen tussen de beide echtgenoten, die terzake van het vorenstaande nodig mochten zijn, zullen geschieden na afloop van elk kalenderjaar in het eerste kwartaal van het daarop aansluitende volgende jaar.

Onder de bovenbedoelde inkomsten van de echtgenoten zal worden verstaan datgene, wat voor Rijksinkomstenbelasting als inkomen wordt aangemerkt.

Onder de kosten van de gemeenschappelijke huishouding zijn mede begrepen:

a. de Rijks- en andere belastingen, die uit inkomsten plegen te worden betaald en niet het karakter hebben van vermogensheffing.

(…)

b. de premies van schadeverzekeringen en werknemerspensioenen alsmede die van de door een der echtgenoten of door beiden afgesloten normale spaar- en studieverzekeringen voor de kinderen.

(…)

Artikel 3.

De echtgenoten zijn verplicht aan het eind van ieder kalenderjaar, telkens wanneer een hunner dit verlangt, of na de ontbinding van het huwelijk, het na toepassing van het vorige artikel ontstane overschot, aan inkomsten bijeen te voegen en bij helfte te verdelen.

(…)

Reserveringen van winst in een onderneming van een echtgenoot, voorzover in overeenstemming met daarvoor in het maatschappelijk verkeer algemeen aanvaarde normen geschied, kan niet in de jaarlijkse verdeling en verrekening worden betrokken.

2.2.

Partijen hebben tijdens hun huwelijk geen uitvoering gegeven aan dit in de huwelijkse voorwaarden opgenomen periodiek verrekenbeding.

2.3.

Bij beschikking van de voormalige rechtbank Leeuwarden van 21 december 2011 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

2.4.

[de vrouw] is eigenaar van een woonark genaamd ‘ [naam] ’, gelegen in [adres] en tevens eigenaar van de daarbij behorende percelen. Op 9 respectievelijk 10 februari 2012 heeft [de man] met verlof van de voorzieningenrechter van de voormalige rechtbank Leeuwarden ter verzekering van zijn rechten uit de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden ten laste van [de vrouw] conservatoir beslag gelegd op deze woonark respectievelijk conservatoir (derden)beslag gelegd op alle ten name van [de vrouw] staande rekeningen en een aandelenportefeuille bij de ABN AMRO-bank, nrs. [X] , [Y] en [Z] .

2.5.

Op 13 februari 2012 heeft [de man] met verlof van de voorzieningenrechter van de voormalige rechtbank Leeuwarden ter verzekering van zijn rechten uit de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden ten laste van [de vrouw] conservatoir gelegd op de percelen behorende bij voormelde woonark van [de vrouw] .

2.6.

Bij vonnis van 6 juni 2012 heeft de voorzieningenrechter van de voormalige rechtbank Leeuwarden op vordering van [de vrouw] voormelde door [de man] gelegde conservatoire beslagen op de bankrekeningen van [de vrouw] met nrs. [X] , [Y] en [Z] opgeheven.

2.7.

Bij eindbeschikking van 1 april 2015 heeft deze rechtbank in de procedure tussen partijen omtrent de door [de man] aan [de vrouw] te betalen partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden - voor zover van belang - [de man] veroordeeld wegens overbedeling een bedrag van € 48.465,49 aan [de vrouw] te betalen en tevens bepaald dat [de man] gehouden is zorg te dragen voor afstorting van € 160.000,- bij een externe pensioenverzekeraar, ter zake het aan [de vrouw] toekomende deel van de pensioenaanspraken, zoals die door [de man] in eigen beheer zijn opgebouwd.

2.8.

[de man] heeft principaal hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking en [de vrouw] incidenteel hoger beroep.

2.9.

Bij arrest van 29 november 2016 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op vordering van [de vrouw] een dwangsom verbonden aan de in voormelde beschikking van 1 april 2015 uitgesproken veroordeling van [de man] tot afstorting van € 160.000,- bij een externe pensioenverzekeraar.

2.10.

Op 9 maart 2017 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een tussenbeschikking gewezen in de hoger beroepsprocedure tegen voormelde beschikking van 1 april 2015. In deze tussenbeschikking heeft het hof - voor zover van belang - het volgende overwogen:

DE PARTNERALIMENTATIE

(…)

7.31

Het hof zal - in afwachting van het onder rechtsoverweging 7.32 overwogene - bij een nader te geven beschikking de door de man [ [de man] ; toevoeging voorzieningenrechter] aan de vrouw [ [de vrouw] ; toevoeging voorzieningenrechter] te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud over de periode van 23 maart 2012 tot 1 januari 2013 op een bedrag van € 3.614,- per maand, over de periode van 1 januari 2013 tot 1 januari 2014 op een bedrag van € 3.653,- per maand, over de periode van 1 januari 2014 tot 1 januari 2015 op een bedrag van € 3.864,- per maand, over de periode van 1 januari 2015 tot 20 april 2015 op een bedrag van € 3.843,- per maand, over de periode van 20 april 2015 tot 1 januari 2016 op een bedrag van € 4.510,- per maand en over de periode vanaf 1 januari 2016 op een bedrag van € 4.502,- per maand bepalen.

(…)

AFWIKKELING VAN DE HUWELIJKSE VOORWAARDEN EN DE...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT