Uitspraak Nº C17/161131 HA ZA 18-132. Rechtbank Noord-Nederland, 2020-04-15

ECLIECLI:NL:RBNNE:2020:1646
Docket NumberC17/161131 HA ZA 18-132
Date15 Abril 2020
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaaknummer / rolnummer: C/17/161131 / HA ZA 18-132

Vonnis van 15 april 2020

in de zaak van

1 [eiseres sub 1 (echtgenote van bestuurder 1)] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

2. [eiser sub 2 (bestuurder 4)],

wonende te [woonplaats] ,

3. [eiser sub 3]

wonende te [woonplaats] ,

4. [eiseres sub 4],

wonende te [woonplaats] ,

5. [eiseres sub 5]

wonende te [woonplaats] ,

6. [eiser sub 6] , wettelijk vertegenwoordigd door [eiseres sub 5 en echtgenoot],

wonende te [woonplaats] ,

7. [eiseres sub 7], wettelijk vertegenwoordigd door [eiseres sub 5 en echtgenoot],

wonende te [woonplaats] ,

gezamenlijk handelend in hun hoedanigheid van gezamenlijk vereffenaars van de nalatenschap van [bestuurder 1],

eisers in conventie,

verweerders in reconventie,

advocaten mr. W. Mollema en mr. R.S. van der Spek te Leeuwarden,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde (Beheer A)] ,

gevestigd te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaten mr. S.P. Kamerbeek en mr. J. Liauw-A-Joe te Amsterdam,

Eisers in conventie, tevens verweerders in reconventie, zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als de vereffenaars. Gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie, zal

[Beheer A] worden genoemd.

1 De procedure
1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 28 augustus 2019,

  • -

    de akten van partijen van 25 september 2019.

1.2.

Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2 Inleiding
2.1.

Vanwege de complexiteit van de zaak, de omvang van het dossier en de vele geschilpunten zal de rechtbank hierna eerst een korte samenvatting van het geschil geven.

2.2.

Eind 2016 heeft (wijlen) [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1] ) productielocaties voor glastuinbouw te Erica (de hierna te definiëren Erica-locaties) gekocht en deze begin 2017 doorverkocht aan zijn managementvennootschap W&T Hart Advies B.V. (hierna: W&T).

2.3.

[bestuurder 1] was, via zijn persoonlijke holding [bestuurder 1] Personal Holding B.V. (hierna: [Holding A] ) eigenaar van het glastuinbouwbedrijf [Beheer A] met daaronder hangende diverse dochtermaatschappijen (hierna: het [Concern A] ). Medio 2017 heeft [Holding A] haar aandelen in [Beheer A] (en daarmee het gehele [Concern A] ) verkocht en geleverd aan The Fruit Farm Group B.V. (hierna: TFFG).

2.4.

In deze zaak vorderen de vereffenaars betaling van de commissarisvergoeding van [bestuurder 1] en terugbetaling van een geldlening die [bestuurder 1] aan [Beheer A] heeft verstrekt. [Beheer A] betwist dat zij een commissarisvergoeding aan de vereffenaars dient te betalen, omdat [bestuurder 1] volgens [Beheer A] geen werkzaamheden als commissaris heeft verricht, althans omdat hij deze niet deugdelijk heeft uitgevoerd. De vordering uit hoofde van de geldlening wil [Beheer A] verrekenen met haar vorderingen in reconventie.

2.5.

Zowel in de onderhavige zaak als in de hiermee connexe zaak met zaak- en rolnummer C/17/161435 HA ZA 18-146 is daarnaast in de kern genomen tussen partijen in geschil of [bestuurder 1] als bestuurder van [Beheer A] zich gedurende de periode 2007 - 30 juni 2017 schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van 2e klasse producten buiten de administratie van het [Concern A] om, dan wel onvoldoende heeft voorkomen dat die verkoop heeft plaatsgevonden. In de onderhavige zaak is in dat verband in reconventie in geschil of de erven van [bestuurder 1] aansprakelijk zijn voor de schade die [Beheer A] ten gevolge van de gestelde zwarthandel stelt te hebben geleden. In de zaak met zaak- en rolnummer C/17/161435 HA ZA 18-146 is voorts tussen partijen in geschil of de exploitatie van de zogenoemde Erica-locaties over het boekjaar 2017 voor rekening en risico van W&T heeft plaatsgevonden, dan wel voor rekening en risico van [Beheer A] en haar dochtervennootschappen. Het geschil over de exploitatie van de Erica-locaties komt in de onderhavige procedure slechts zijdelings aan de orde.

2.6.

De rechtbank overweegt thans reeds dat het haar ambtshalve bekend is dat de tot het [Concern A] behorende vennootschappen, waaronder [Beheer A] , bij afzonderlijke vonnissen van deze rechtbank van 1 november 2019 in staat van faillissement zijn verklaard, met benoeming van mr. H.C. Lunter tot curator (hierna: de curator). Gelet op het feit dat deze zaak ten tijde van het uitspreken van deze vonnissen in staat van wijzen verkeerde heeft het faillissement van [Beheer A] op dit moment geen processuele consequenties voor de afdoening hiervan (artikel 30 lid 1 Fw). De rechtbank zal aan het slot van dit vonnis op (de gevolgen van) het faillissement terugkomen.

2.7.

Voor de beoordeling van de in conventie en in reconventie tussen partijen opgekomen geschilpunten zijn de volgende feiten van belang.

3 De feiten
3.1.

[Beheer A] exploiteerde tot aan de datum van haar faillissement met haar dochtervennootschappen een groot glastuinbouwbedrijf met een jaaromzet van ongeveer

€ 30.000.000,00. De onderneming is gesticht door de vader van [bestuurder 1] . Vanaf 31 december 2007 was [bestuurder 1] (zelfstandig bevoegd) bestuurder van [Beheer A] . Daarnaast was [bestuurder 1] enig aandeelhouder en bestuurder van [Holding A] en van W&T.

3.2.

[Beheer A] is naast enig aandeelhouder tevens (zelfstandig bevoegd) bestuurder van haar dochtervennootschappen. Dit zijn Hareko B.V., [Beheer A] , [Verwerking A] , [Kwekerijen A] ., [Energie A] , Lotus Fish B.V., [Groenten B] , [Vastgoed C] (verder: [Vastgoed C] ) en (via [CA] B.V (hierna: [CA] ). W&T behoort niet tot het [Concern A] .

3.3.

Naast [bestuurder 1] als zelfstandig bevoegd bestuurder waren er andere bestuurders van [Beheer A] die gezamenlijk vertegenwoordigingsbevoegd waren. Vanaf 31 december 2007 tot 31 december 2013 waren [bestuurder 2] en [bestuurder 3] beide gezamenlijk bevoegd bestuurder van [Beheer A] . Daarnaast was [bestuurder 4] gezamenlijk bevoegd bestuurder van [Beheer A] vanaf 31 december 2007 tot 30 juni 2017. Vanaf 7 oktober 2013 tot 30 juni 2017 was [bestuurder 5] (hierna: [bestuurder 5] ) gezamenlijk bevoegd bestuurder van [Beheer A] .

3.4.

Over de periode vanaf 25 november 2013 tot 29 september 2015 was [bestuurder 1] geen bestuurder van [Beheer A] . Na herbenoeming werd hij weer zelfstandig bevoegd bestuurder.

3.5.

[bestuurder 1] heeft als bestuurder van [Beheer A] op enig moment besloten om 2e klasse producten (komkommers, tomaten, paprika's et cetera die geschikt zijn voor consumptie maar die afwijkingen in bijvoorbeeld vorm, kleur en ontwikkeling vertonen), daar waar mogelijk, te verkopen. Deze producten werden bij de oogst gesorteerd en gescheiden van de 1e klasse producten.

3.6.

In 2013 en 2014 heeft het [Concern A] verliezen geleden. In de zomer van 2014 werd het [Concern A] door haar huisbankier Rabobank onder toezicht geplaatst van de afdeling Bijzonder Beheer.

3.7.

Vanaf 2014 was [bestuurder 1] in gesprek met [bestuurder TFFG 1] (hierna: [bestuurder TFFG 1] , over overname van het [Concern A] . [bestuurder TFFG 1] is onder andere (middellijk) aandeelhouder en bestuurder van TFFG. TFFG is actief als teler en handelaar in groente en fruit.

3.8.

In 2015 heeft [bestuurder 1] gebruik gemaakt van de inkeerregeling van de Belastingdienst, in verband met door hem in Oostenrijk gehouden vermogen dat hij voor de Belastingdienst heeft verzwegen. Hierbij is overeengekomen dat de verzwegen verdiensten die zijn gestort in de periode 2003 tot en met 2009 moeten worden toegerekend aan de jaren 2003 tot en met 2007 en dat aldus een bedrag van in totaal € 770.500,00 alsnog aan inkomstenbelasting moet worden betaald. In de 'Vaststellingsovereenkomst vrijwillige verbetering' die [bestuurder 1] in 2015 met de Belastingdienst heeft gesloten heeft hij ( [bestuurder 1] ) over de herkomst van voornoemd vermogen verklaard:

(…) is afkomstig van binnenlandse handel in groente en fruit voor eigen rekening en risico (inkoop van derden, verkoop aan derden). Deze activiteiten zijn gestart in de jaren '90/'91 en gestaakt omstreeks 2007. (…).

3.9.

In een memo van de Belastingdienst met de titel 'Gespreksverslag inzake inkeerverzoek [bestuurder 1] ' van 1 december 2015 staat vermeld:

• Wanneer bent u begonnen en wanneer bent u gestopt (en waarom)?

[bestuurder 1] : de activiteiten zijn gestart in de jaren '90 /'91 en gestaakt omstreeks 2007. (…) De reden van stoppen waren privéomstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen bij vrouw en dochter. Bovendien was er door de privé-verhuizing van de heer [bestuurder 1] en zijn echtgenote in 2008 naar [woonplaats 2] (van […] [woonplaats] naar […]) geen ruimte meer om de eerder genoemde bedrijfsactiviteiten te ontplooien.

(…)

• Welke goederen zijn er door u verhandeld gedurende de onderhavige periode ?

[bestuurder 1] : Sinaasappels, Aardappelen, Uien etc. Groenten met een smetje. Dat wil zeggen niet meer geschikt voor de reguliere handel.

[bestuurder 1] geeft expliciet aan dat geen handel - gekweekt door de [Concern A] - door hem individueel werd verkocht.

(…).

3.10.

Vanaf 4 januari 2016 was [bestuurder 1] via [Holding A] enig aandeelhouder van [Beheer A] .

3.11.

In de statuten van [Beheer A] zoals deze zijn gewijzigd bij akte van 5 april 2016 is bepaald:

Artikel 18 - Bestuur: taak en besluitvorming

1. (…) De directie richt zich bij het vervullen van zijn taak naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming(en).

(…)

4. Een directeur neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 1. Wanneer hierdoor geen besluit door de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT