Uitspraak Nº DX EXPL 14-379. Rechtbank Amsterdam, 2016-06-30

ECLIECLI:NL:RBAMS:2016:4298
Docket NumberDX EXPL 14-379
Date30 Junio 2016
CourtRechtbank Amsterdam (Neederland)

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht

zaak- en rolnummer: 3582401 DX EXPL 14-379

vonnis van: 30 juni 2016 (bij vervroeging)

f.no.: 438

Vonnis van de kantonrechter:

i n z a k e

de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

nader te noemen: Dexia,

gemachtigde: mr. T.R. Van Ginkel.

t e g e n

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,

wonende te [plaats] ,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,,

nader te noemen: [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,

gemachtigde: mr. G. van Dijk.

Het verdere verloop van de procedure

1. Op 23 februari 2016 heeft op verzoek van Dexia een pleidooi plaatsgevonden.
Beide partijen waren daarbij aanwezig. Partijen hebben verschillende aanvullende stukken overgelegd. Bij tussenvonnis van 31 maart 2016 is overwogen dat er aanleiding bestaat tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad en zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de in verband daarmee voorgestelde vragen. Eerst Dexia en vervolgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben zich naar aanleiding daarvan bij akte uitgelaten. Daarna is vonnis bepaald op heden.

Gronden van de beslissing
in conventie en in reconventie
2.1.

De kantonrechter blijft bij hetgeen hij in zijn tussenvonnissen van 24 december 2015 en 23 februari 2016 heeft overwogen. Voor de leesbaarheid zal een deel van de overwegingen in laatstbedoeld vonnis hier worden herhaald.

2.2.

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:

Nr

Contractnr.

Datum

Naam overeenkomst

Looptijd

Leasesom

I.

[nummer]

[datum]

Duolease

60 mnd

ƒ 15.040,99

II.

[nummer]

[datum]

WinstVerDubbelaar

60 mnd

ƒ 11.194,54

III

[nummer]

[datum]

WinstVerDubbelaar

60 mnd

ƒ 11.253,50

IV

[nummer]

[datum]

Troefplan

60 mnd

ƒ 14.471,15

V

[nummer]

[datum]

WinstVerDriedubbelaar

36 mnd

ƒ 20.630,30

VI

[nummer]

[datum]

Duolease

60 mnd

ƒ 15.173,74

VII

[nummer]

[datum]

Multiplier Effect

60 mnd

ƒ onbekend

2.3.

Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:

Nr.

Datum eindafrekening

Resultaat

I.

22-05-2001

+ € 6.901,20

II.

19-12-2001

- € 5.624,11

III.

19-12-2000

+ € 15.012,74

IV.

19-12-2006

- € 22,97

V.

24-05-2004

+ € 20,76

VI.

16-05-2002

+ € 2.346,58

VII.

17-09-2002

+ € 0,00

Toepassing Hof-model en Hof-formule

2.4.

Voor de maatstaven en beoordelingskaders verwijst de kantonrechter naar de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (LJN BC2837) en 5 juni 2009 (LJN BH2815) en van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (LJN BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983), welke als leidraad worden genomen. Door partijen zijn geen althans onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld die in het onderhavige geval een afwijking daarvan rechtvaardigen. Toepassing van die maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:

  1. er is sprake van huurkoop;

  2. er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;

  3. Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;

  4. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft schade geleden, bestaande uit verschuldigde termijnen en restschuld;

  5. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.

De kantonrechter verwijst naar het vonnis van de kantonrechter Amsterdam d.d. 27 januari 2010 (LJN BL0912), in het bijzonder de rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.3 daarvan, welke hier worden overgenomen.

2.5.

In dit geval heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gesteld dat er, bij toepassing van de criteria van de Hof-formule, geen sprake is van een ‘onaanvaardbaar zware last’. Gelet op het ontbreken van financiële gegevens aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] moet er in elk geval van uit worden gegaan dat nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht zou hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van de lease-overeenkomsten niet had behoren te ontraden omdat daardoor naar redelijke verwachting niet een onaanvaardbaar zware financiële last op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] werd gelegd. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat in dit geval toepassing van de door het hof ontwikkelde formule zou hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van de lease-overeenkomsten niet had behoren te ontraden. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter derhalve van oordeel dat de schade aan termijnen geheel voor rekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] behoort te blijven.

2.6.

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat de lease-overeenkomsten IV, V en VII verlieslatende overeenkomsten betreffen. Het batig saldo ad € 22.055,88 dient volgens hem allereerst in mindering te worden gebracht op de inleg. Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] brengt dit mee dat met betrekking tot de lease-overeenkomsten IV en V nog een bedrag van € 4.740,90 door Dexia dient te worden voldaan.

Dexia betwist dit laatste standpunt van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Volgens Dexia dient het batig saldo alleen te worden verrekend met de schade bestaande uit de restschuld.

Overwegingen met betrekking tot de toerekening van voordeel uit voorgaande overeenkomsten met een batig saldo op grond van eerdere jurisprudentie

3.1.

Op de door de afnemer van Dexia geleden schade moet in mindering worden gebracht het voordeel als bedoeld in artikel 6:100 BW. Vanaf de totstandkoming van de wijze van schadeberekening in effectenlease-zaken, aangeduid als toepassing van de ‘Hof-formule’ (gebaseerd op de arresten van Hoge Raad van 28 maart 2008 (LJN BC2837) en 5 juni 2009 (LJN BH2815) en van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (LJN BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983)) hebben de (kanton)rechters behorende tot het toenmalige team effectenlease (hierna: de rechtbank) in hun beslissingen toepassing gegeven aan deze voordeelstoerekening door het voordeel eerst in mindering te brengen op de schade bestaande uit betaalde termijnen (rente en eventuele aflossingen).

3.2.

De rechtbank heeft zich daarbij met name gebaseerd op de volgende overwegingen in het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (o.m. LJN BK4978, de daarbij belangrijkste onderdelen zijn hierna gecursiveerd):

“4.28 Het bovenstaande brengt mee dat de overeenkomst ten aanzien waarvan Dexia tot schadevergoeding is gehouden en de overeenkomst of overeenkomsten die met een batig saldo is of zijn geëindigd, en hiermee zowel de schade als het voordeel van de wederpartij, het gevolg zijn van een zelfde gebeurtenis, namelijk het voortdurende onbeschermd blijven van de wederpartij tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht door de voort durende niet-nakoming door Dexia van haar zorgplicht. Hieruit volgt dat bij de vaststelling van de te vergoeden schade — ervan uitgaande dat het in artikel 6:162 BW en het in artikel 6:98 BW bedoelde verband aanwezig is — die voor de wederpartij uit een bepaalde overeenkomst tot effectenlease is voortgevloeid, door de wederpartij genoten voordeel uit (andere) overeenkomsten die met een batig saldo zijn geëindigd in mindering moet worden gebracht, behoudens het hierna onder 4.30 overwogene. Het dan overblijvende bedrag moet worden verminderd zoals onder 4.19 tot en met 4.23 overwogen en vervolgens, na deze vermindering, door Dexia worden vergoed. De zojuist bedoelde verrekening van voordeel dient plaats te vinden vóór de vermindering van de vergoedingsplicht van Dexia op grond van artikel 6:101 BW. Deze laatste kan immers eerst plaatshebben nadat de te vergoeden schade is vastgesteld en juist hierop ziet het in mindering brengen van voordeel uit (andere) overeenkomsten die met een batig saldo zijn geëindigd. Er is geen aanleiding op dit punt onderscheid te maken tussen voordeel uit laatstbedoelde overeenkomsten en (het onder 4.26 bedoelde) voordeel dat de weder partij van Dexia heeft genoten — in de vorm van dividenden — uit dezelfde overeenkomst als waaruit de te vergoeden schade is gevolgd.”

en

“4.30 Overweging verdient nog dat op grond van artikel 6:100 BW genoten voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade uitsluitend in mindering mag worden gebracht voor zover dit redelijk is. Waar het ontbreken van bescherming tegen het lichtvaardig of met ontoereikend inzicht aangaan van overeenkomsten tot effectenlease, de wederpartij van Dexia zowel voordeel — in de vorm van een of meer overeenkomsten die met een batig saldo zijn geëindigd — als schade heeft opgeleverd, afhankelijk van de toevallige waardeontwikkeling van de geleaste effecten, moet het in de regel voor redelijk worden gehouden dat dit voordeel in zijn geheel op de te vergoeden schade in mindering wordt gebracht. Deze regel lijdt slechts uitzondering, als tussen de feitelijke einddatum van een overeenkomst die met een batig saldo is geëindigd — in het algemeen: de datum waarop de geleaste effecten zijn verkocht — en het tijdstip waarop dezelfde wederpartij hierna een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT