Uitspraak Nº F 200.154.360_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2015-04-30

ECLIECLI:NL:GHSHE:2015:1601
Date30 Abril 2015
Docket NumberF 200.154.360_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 30 april 2015

Zaaknummer: F 200.154.360/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/258905 // FA RK 13-712_2

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

wonende te Colombia,

appellante,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. M.M. de Boer,

tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats],

verweerder,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. H.C.M. Schaeken.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

vestiging: Eindhoven,

hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 mei 2014.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 augustus 2014, heeft de moeder verzocht, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking, alsmede de tussenbeschikking van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 18 oktober 2013 met zaaknummer C/01/258905 FA RK 13-712 te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is kennis te nemen van het verzoek van de vader te bepalen dat hij samen met de moeder het gezag uitoefent over de hierna nader te noemen [de dochter] en mitsdien de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren althans het verzoek van de vader om te bepalen dat hij samen met de moeder het gezag uitoefent over de hierna nader te noemen [de dochter] af te wijzen.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 oktober 2014, heeft de vader verzocht het beroep van de moeder ongegrond te verklaren.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- mr. De Boer namens de moeder;

- de vader, bijgestaan door mr. Schaeken;

- de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger raad].

2.3.1.

De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 12 maart 2015;

- de ter zitting door de advocaat van de vrouw overgelegde pleitnotities.

3 De beoordeling
3.1.

Partijen hebben van 2006 tot eind 2011 een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] [de dochter] is geboren.

De vader heeft [de dochter] erkend.

De moeder heeft de Nederlandse en de Colombiaanse nationaliteit, de vader heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.2.

Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald dat het gezag over [de dochter] voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk toekomt.

3.3.

De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

Bevoegdheid Nederlandse rechter

3.4.

De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.

De Nederlandse rechter is niet bevoegd om kennis te nemen van het verzoek van de vader. Ten onrechte is de rechtbank er van uitgegaan dat op grond van het feit dat het centrum van haar activiteiten ten tijde van de indiening van het verzoekschrift (7 februari 2013) in Nederland was gelegen, [de dochter] op dat moment haar gewone verblijfplaats in Nederland had. Voor de bevoegdheidsvraag is niet bepalend waar de moeder, maar waar het kind haar gewone verblijfplaats heeft. [de dochter] is op 14 januari 2013 uit Nederland uitgeschreven, is kort daarop uit Nederland vertrokken met de intentie te emigreren en is op 21 januari 2013 aangekomen in Colombia, alwaar zij is gaan wonen en naar school is gegaan. Tijdens de bezoeken die de moeder in de loop van 2013 aan Nederland heeft gebracht, verbleef [de dochter] op haar gewone verblijfplaats in Colombia. Bovendien kan niet worden volgehouden dat ten tijde van de indiening van het verzoekschrift het centrum van de activiteiten van de moeder in Nederland lag. Ook zij is in januari 2013 vertrokken met het oogmerk te emigreren en ook zij heeft zich in Colombia gevestigd. Dat zij enkele malen Nederland heeft bezocht in verband met de door de vader en zijn familie jegens haar aanhangig gemaakte procedures betekent geenszins dat Nederland moet worden gezien als haar gewone verblijfplaats.

3.5.

De vader voert - kort samengevat - het volgende aan.

Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift verbleven de moeder en [de dochter] nog steeds in [plaats]. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 3 oktober 2013 heeft de moeder erkend dat het centrum van haar activiteiten op dat moment in Nederland was gelegen. Niet is gebleken van enig reëel voornemen van de moeder om zich metterdaad (en anders dan ter vermijding van de procedure) elders te vestigen. De vader voert in dat kader nog aan dat de moeder in de loop van december...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT