Uitspraak Nº F 200.154.431_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2015-08-20

ECLIECLI:NL:GHSHE:2015:3257
Date20 Agosto 2015
Docket NumberF 200.154.431_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 20 augustus 2015

Zaaknummer: F 200.154.431/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/04/126469 / FA RK 13-1621

in de zaak in hoger beroep van:

[appellant],

wonende te

[woonplaats 1] ,

appellant in principaal appel,

verweerder in incidenteel appel

,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. B. Lynen,

tegen

[verweerster],

wonende te

[woonplaats 2] ,

verweerster in principaal appel,

appellante in incidenteel appel

,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. H.P. Janssen-Wikkers.

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

vestiging: Roermond,

hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 mei 2014.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 augustus 2014, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en:

  • -

    primair te bepalen dat de overeenkomsten tussen partijen, houdende een regeling ter zake de kosten van de verzorging en opvoeding ten behoeve van hun minderjarige kinderen [dochter 2] , [dochter 1] en [zoon] , niet zullen worden gewijzigd, doch dat slechts de gewijzigde inkomsten van beide partijen daarin worden verwerkt en te bepalen dat het hoofdverblijf van de minderjarige [zoon] bij appellant blijft;

  • -

    subsidiair, voor het geval het hof van oordeel is dat hetgeen tussen partijen is overeengekomen dient te worden gewijzigd, te bepalen dat:

  • -

    bij de berekening van de draagkracht van de man niet wordt uitgegaan van zijn voorheen genoten inkomen, doch van zijn huidige inkomen en voor het geval de ontslagvergoeding hierbij mag worden meegenomen, dit te beperken in duur tot maximaal 1 oktober 2015;

  • -

    de door de man aan de vrouw verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 1 januari 2013 tot 1 mei 2014 op nihil wordt vastgesteld;

  • -

    de vrouw inzage dient te verschaffen in haar volledige inkomsten en vermogen, zodat, hiermee rekening houdende, haar aandeel in de kosten van de kinderen wordt bepaald, bij gebreke waarvan de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen ingaande 1 januari 2013 op nihil wordt vastgesteld dan wel dat het hof daaraan de gevolgen verbindt die het hof geraden acht;

  • -

    de door de man aan de vrouw verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 1 mei 2014 op nihil wordt vastgesteld dan wel op een lager bedrag dan de vastgestelde bijdrage ad € 217,25 per maand per kind, althans op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht,

met uitvoerbaar verklaring bij voorraad en veroordeling van de vrouw in de kosten van het hoger beroep.

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 oktober 2014, heeft de vrouw verzocht het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen.

Tevens heeft de vrouw incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en te bepalen dat de man met ingang van 1 januari 2013 een bijdrage heeft te voldoen van € 238,95 per maand voor [dochter 2] en [dochter 1] en een bijdrage van € 283,20 per maand voor [zoon] en vanaf 1 januari 2014 een bedrag van € 248,26 per kind per maand en per 1 januari 2015, voor zover de forfaitaire aftrek volledig komt te vervallen, een bedrag van € 244,66 per kind per maand.

2.2.1.

Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op 12 november 2014, heeft de man verzocht het verzoek van de vrouw in incidenteel appel af te wijzen.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 mei 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

  • -

    de man, bijgestaan door mr. Lynen;

  • -

    de vrouw, bijgestaan door mr. Janssen-Wikkers;

  • -

    de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .

2.3.2.

Het hof heeft de minderjarige [zoon] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de zitting buiten aanwezigheid van partijen gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter een zakelijke weergave gegeven van hetgeen is besproken.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

  • -

    het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 april 2014;

  • -

    het V8-formulier met één bijlage van de advocaat van de man d.d. 28 november 2014;

  • -

    de brief van de raad d.d. 23 september 2014;

  • -

    de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 6 mei 2015;

  • -

    het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 12 mei 2015;

  • -

    het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 13 mei 2015.

2.4.1.

De stukken d.d. 12 en 13 mei 2015 van de advocaat van de vrouw zijn ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn.

De man heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Gelet op het feit dat de vrouw de stukken van 12 mei 2015 niet eerder kon indienen en deze kort en eenvoudig te doorgronden zijn, terwijl – zoals de man ter zitting heeft erkend – de man bekend is met de stukken van 13 mei 2015, heeft het hof beslist dat deze stukken, worden toegelaten.

3 De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel

3.1.

Partijen zijn op [huwelijksdatum] 1998 gehuwd.

Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:

- [zoon] (hierna: [zoon] ), op [geboortedatum 1] 1998 te [geboorteplaats 1] ;

- [dochter 1] (hierna: [dochter 1] ), op [geboortedatum 2] 2000 te [geboorteplaats 2] ;

- [dochter 2] (hierna: [dochter 2] ), op [geboortedatum 3] 2002 te [geboorteplaats 2] .

De ouders hebben het gezamenlijk gezag over de kinderen.

3.2.

Bij beschikking van 11 februari 2009 heeft de rechtbank Roermond tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 13 mei 2009 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers.

3.3.

Bij voornoemde beschikking heeft de rechtbank voorts de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald.

3.4.

Bij beschikking van dit hof van 13 april 2011 is een zorgregeling bepaald waarbij de kinderen iedere zaterdag van 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en de feestdagen, bij de man verblijven en tevens is aan de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding opgelegd met ingang van 1 maart 2011 van € 105,-- per kind per maand.

3.5.

Partijen zijn daarna een co-ouderschapsregeling overeengekomen waarbij zij tevens afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de kosten van de kinderen door middel van een door beide partijen te voeden en te gebruiken ‘kindrekening’. Een en ander is, zo begrijpt het hof de stellingen van partijen, neergelegd in een aantal schriftelijke stukken, kennelijk in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT