Uitspraak Nº HAA 18/336. Rechtbank Noord-Holland, 2019-06-21

ECLIECLI:NL:RBNHO:2019:5298
Docket NumberHAA 18/336
Date21 Junio 2019
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 18/336

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juni 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder

(gemachtigde: mr. C.A. Geleijnse).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen.

Bij besluit, verzonden op 24 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Eiser heeft toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2018. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts zijn namens verweerder verschenen M.A. Jonker en E.C.M. Kingma, lid van het Meldpunt Integriteit.

De zaak is ter zitting gezamenlijk behandeld met de zaak van eiser met zaaknummer HAA 18/11.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1. Bij brief van 23 juni 2017 heeft eiser een verzoek om openbaarmaking van stukken op grond van de Wob bij verweerder ingediend. Hij heeft verweerder verzocht om toezending van:

  1. het PwC-rapport,

  2. de opdrachtverstrekking daarvoor (zoals genoemd in collegebesluit 2017/233625 en 2017/283560),

  3. verwante en onderliggende documenten.

Eiser heeft hieraan toegevoegd dat zijn verzoek zich uitstrekt over alle documenten die gerelateerd zijn aan zijn verzoek waaronder memo’s, nota’s, foto’s, interne en externe e-mails, brieven, betalingsbewijzen, rekeningen, notulen, verslagen, rapporten, databases en eventuele integriteitsmeldingen. Indien delen van de gevraagde informatie zich niet bij verweerder bevinden, verzoekt eiser om doorgeleiding van zijn verzoek.

Eiser verzoekt om een inventarislijst indien verweerder niet overgaat tot integrale verstrekking van de gevraagde stukken, alsmede om een goede motivering per document en terughoudendheid bij weigering. Indien verweerder weigert gevraagde stukken te verstrekken, verzoekt eiser om ambtshalve beperkte verstrekking, het zwartmaken van persoonsgegevens, het zwartmaken van bedrijfsgevoelige informatie.

Daar waar originelen zich in digitale vorm bevinden bij verweerder, verzoekt eiser een digitale kopie bij voorkeur in Word of Excel. Daar waar originelen zich in papieren vorm bij verweerder bevinden, verzoekt eiser een papieren kopie.

Tot slot wijst eiser erop dat nu de door verweerder opgelegde geheimhouding niet in de eerstvolgende raadsvergadering is bekrachtigd, deze is komen te vervallen en daarom niet in de weg staat aan openbaarmaking van deze stukken.

2. Verweerder heeft bij besluiten van 12 juni 2017 respectievelijk 20 juni 2017 geheimhouding opgelegd op grond van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet ten aanzien van het eerdergenoemde PwC rapport (hierna: het onderzoeksrapport) en de opdrachtverstrekking daartoe. Gelet hierop heeft verweerder het Wob-verzoek van eiser tevens aangemerkt als verzoek om opheffing van de geheimhouding. Verweerder geeft aan dat de grondslag om geheimhouding op te leggen ongewijzigd is en er dan ook geen aanleiding is de geheimhouding op te heffen.

Verweerder heeft aan de geheimhouding artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob ten grondslag gelegd. Verweerder hecht groot belang aan een vertrouwelijke omgang met kwesties waarin vermoedens van misstanden aan te orde zijn. Openbaarmaking zou leiden tot onevenredige benadeling van de gemeente omdat als duidelijk wordt dat de vertrouwelijkheid niet is gewaarborgd, in de toekomst de bereidwilligheid van medewerkers zal afnemen verklaringen af te leggen over integriteitskwesties.

Verweerder heeft verder aan de geheimhouding artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob ten grondslag gelegd. Verweerder stelt dat functionarissen die onderwerp zijn van een integriteitsmelding, onevenredig worden benadeeld als verdenkingen naar buiten worden gebracht. Deze functionarissen zijn weliswaar ambtenaren van de gemeente Haarlem en moeten een zekere openbaarheid rondom hun handelen in die hoedanigheid kunnen verdragen, maar zij hebben tevens een gerechtvaardigd belang om hun goede naam en eer alsmede hun privéleven te beschermen. Indien voorts alles wat herleidbaar is tot individuen onleesbaar wordt gemaakt resteren zinnen, alinea’s en passages die los van elkaar en buiten de context waarin zij zijn opgenomen geen informatiewaarde hebben. Het openbaar belang is niet gebaat bij openbaarmaking van dergelijke informatie.

De belangen als genoemd in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob staan volgens verweerder dan ook in de weg aan (gedeeltelijke) openbaarmaking van de stukken. Verweerder heeft hierbij aansluiting gezocht bij de regeling zoals opgenomen in de Wet Huis voor Klokkenluiders.

Verweerder geeft aan dat een inventarisatielijst niet beschikbaar is en ook niet zal worden opgemaakt, nu verweerder hiertoe niet verplicht is.

Bepaalde passages uit het onderzoeksrapport die betrekking hebben op een bepaalde betrokkene bij dit onderzoek, [betrokkene] , zijn eerder openbaar gemaakt evenals twee facturen van 19 februari 2014 en 13 maart 2014. Verweerder heeft deze stukken aan eiser doen toekomen.

3. Eiser voert aan dat de oplegging tot geheimhouding ten aanzien van de documenten is vervallen nu deze niet in de eerstvolgende raadsvergadering is bekrachtigd. Die eis volgt volgens eiser uit artikel 25 van de Gemeentewet.

4. Verweerder stelt dat bekrachtiging van de geheimhouding ingevolge artikel 25, derde lid, van de Gemeentewet niet aan de orde is, nu geheimhouding is opgelegd aan leden van de raad en niet aan de raad als zodanig. Ingevolge artikel 25, vierde lid, van de Gemeentewet blijft geheimhouding gericht tot de leden van de gemeenteraad in stand tenzij het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd – in dit geval verweerder – deze opheft. Verweerder heeft de geheimhouding niet opgeheven, zodat deze nog...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT