Uitspraak Nº HAA 18/5258. Rechtbank Noord-Holland, 2020-04-08

ECLIECLI:NL:RBNHO:2020:2680
Docket NumberHAA 18/5258
Date08 Abril 2020
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)

uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB/HAA 18/5258 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2020 in de zaak tussen [eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

gemachtigde: Nedralux B.V. te Bergen (NH),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder

gemachtigde: Remi Westbroek, teammanager Toezicht, Handhaving en Veiligheid bij de BUCH.

Procesverloop

Bij besluit van 16 mei 2018 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de eerste aanvraag van eiseres van 26 januari 2018 om een omgevingsvergunning voor het veranderen en vergroten van een appartementenhotel aan de Karel de Grotelaan 6 in Bergen afgewezen.

Bij besluit van 7 juni 2018 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de tweede aanvraag van eiseres van 2 mei 2018 om een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van dat appartementenhotel aan de Karel de Grotelaan 6 in Bergen afgewezen.

Bij één besluit van 17 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres van 26 juni 2018, ingekomen 28 juni 2018, tegen het primaire besluit 1 en van 17 juli 2018 tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting is aangevangen op 24 juli 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door A.G.N. van Wonderen, verbonden aan haar gemachtigde. Voor verweerder zijn verschenen mr. T.C.M. van Hooft en mr. M.R. Becker. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst.

Van de zijde van verweerder is bij brief van 24 juli 2019 een stuk overgelegd.

Eiseres heeft zich bij brief van 5 augustus 2019 uitgelaten en stukken overgelegd.

Verweerder heeft daar bij brief van 20 augustus 2019 op gereageerd en stukken overgelegd.

Eiseres heeft daarop bij brief van 17 oktober 2019 gereageerd.

De rechtbank heeft partijen bij brief van 28 november 2019 in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van vier weken mee te delen of zij nader op zitting willen worden gehoord. Geen van partijen heeft daarop gereageerd.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

a. Het bouwplan van eiseres voorziet in uitbreiding van het bestaande appartementenhotel met 8 appartementen naar een hotel met 6 appartementen en 20 (hotel-)kamers. Het appartementenhotel is gevestigd in een zogenaamde (Westfriese) stolpboerderij en maakt onderdeel uit van het (beschermde) dorpsgezicht van het centrum van Bergen. Eiseres heeft de omgevingsvergunning onder meer aangevraagd om de bestaande (langwerpige) piramidevormige kap boven de bestaande onderste bouwlaag te vervangen door een zogenaamde (geknikte) mansardekap met vlakke voor- en achtergevel die deels uitsteekt boven de te handhaven onderste bouwlaag. Het bruto vloeroppervlakte van het pand zal door uitvoering van het plan toenemen van 575 m2 naar 1000 m2 en het volume van het pand van 1740 m3 naar 3500 m3.

b. Voorheen gold voor het gebied op en rond het appartementenhotel het bestemmingsplan Bergen Centrum uit 1997. Bij besluit van 11 oktober 2011 heeft de raad ter vervangen van dat bestemmingsplan uit 1997 het bestemmingsplan Bergen Centrum - Beschermd Dorpsgezicht vastgesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Raad van State) heeft dit bestemmingsplan met zijn uitspraak van 21 augustus 2013 vernietigd voor het plandeel met de bestemming “Horeca” voor het perceel Karel de Grotelaan 6. Voor dit perceel heeft de gemeenteraad vervolgens het bestemmingsplan “Chacha-terrein” (gewijzigd) vastgesteld op 2 februari 2017. Dat besluit bevatte zelf geen planregels. Bij het besluit was volstaan met de vermelding: “besluit: het ontwerp-bestemmingsplan Chacha-terrein gewijzigd vast te stellen, zodanig dat de huidige functie, zoals verwoord in het bestemmingsplan Bergen Centrum 1977, en de monumentale verschijningsvorm van de stolp, zoals verwoord in de bestemming ‘waarde Cultuurhistorie’ van het bestemmingsplan Beschermd Dorpsgezicht 2011, worden bestendigd”. Na de vaststelling van dat besluit heeft verweerder planregels opgesteld, bedoeld voor dat bestemmingsplan.

c. De Raad van State heeft bij uitspraak van 9 januari 2018 het besluit van de gemeenteraad van 11 oktober 2011 tot vaststelling van dat bestemmingsplan Chacha-terrein vernietigd en daarbij bepaald dat de gemeenteraad binnen 16 weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit diende te nemen. Voorts heeft de Raad van State toen bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het plangebied (dus in wezen het perceel Karel de Grotelaan 6) in ieder geval tevens getoetst dient te worden aan artikel 6 van de regels betreffende de bestemming “Waarde- Cultuurhistorie”, die verweerder bij wijze van planregels na vaststelling van het bestemmingsplan Chacha-terrein had opgesteld. Daarbij heeft de Raad van State bepaald dat deze voorziening vervalt op het moment dat het nieuw vast te stellen bestemmingsplan in werking treedt.

d. Op 4 oktober 2018 heeft de gemeenteraad een nieuw bestemmingsplan “Chacha-terrein” vastgesteld voor het perceel Karel de Grotelaan 6.

e. De eerste aanvraag van eiseres, van 26 januari 2018, voor de omgevingsvergunning is voor eiseres verzorgd door bouwkundig ontwerper [naam 1] (hierna: de bouwkundige).

f. Bij brief van 12 februari 2018 heeft de behandelend ambtenaar [naam 2] , medewerker vergunningen bij het intergemeentelijk samenwerkingsverband werkorganisatie De BUCH1, namens verweerder aan eiseres meegedeeld dat de aanvraag niet volledig was en haar in de gelegenheid gesteld ontbrekende gegevens in te dienen. Verweerder heeft daarbij meegedeeld dat de beslistermijn is onderbroken. In de brief is verder vermeld: “Als u nog vragen heeft kunt u bij voorkeur via e-mail contact met mij opnemen” gevolgd door het e-mailadres van de behandelend ambtenaar.

g. De bouwkundige heeft de gevraagde aanvullende gegevens voor eiseres ingediend. Zijn begeleidende brief is gedateerd 2 maart 2018. De gegevens heeft de bouwkundige op 5 maart 2018 geüpload via het omgevingsloket, de landelijke voorziening bedoeld in artikel 7.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

h. Bij brief van 11 april 2018 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat hij de beslistermijn op de aanvraag verlengt met zes weken.

i. In de gemeente Bergen adviseert de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Bergen (ARK) over de vraag of het uiterlijk van het bouwwerk al dan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. De ARK heeft op 2 mei 2018 geadviseerd de eerste aanvraag af te wijzen.

j. Op 8 mei 2018 heeft een beleidsmedewerker Verkeer, Vervoer en Parkeren, werkzaam bij werkorganisatie De BUCH een advies over de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan uitgebracht (Parkeeradvies). Hij concludeert dat het bouwplan moet voorzien in 16 parkeerplaatsen op eigen terrein en dat valet-parking, die eiseres aankondigt te willen gaan verzorgen, geen oplossing biedt.

g. Op 1 juli 2018 is het (facet)bestemmingsplan “Parkeren” in werking getreden, dat ook geldt voor het perceel waarop het bouwplan betrekking heeft. In dit bestemmingsplan zijn (bouw)regels opgenomen over parkeervoorzieningen en voor laden en lossen. Dit bestemmingsplan is in de plaats gekomen van vergelijkbare regels die tot 1 juli 2018 in de Bouwverordening gemeente Bergen 2012 (Bouwverordening) stonden.

h. In regels over ruimtelijke ordening2 in de gemeente is de Commissie voor Cultuurhistorische Kwaliteit (CCK) aangewezen als commissie voor de advisering over de vraag of de met een beschermd dorpsgezicht samenhangende waarden al dan niet onevenredig worden aangetast als wordt verzocht om afwijking van bouwregels in regels van ruimtelijke ordening die op die waarden betrekking hebben. Op 10 september 2018 heeft de CCK aan verweerder een advies uitgebracht over het bouwplan.

Vertegenwoordiging verweerder ter zitting

2. Ter zitting heeft de rechtbank mr. T.C.M. van Hooft en mr. M.R. Becker verzocht te onderbouwen dat zij gemachtigd zijn, althans volmacht hebben om, verweerder te vertegenwoordigen. Bij de brief van 24 juli 2019 is een verklaring van de gemachtigde van verweerder gevoegd waarin hij hen beiden machtigt hem ter zitting te vertegenwoordigen. Eerst in de brief van 17 oktober 2019 heeft eiseres zich (alsnog) uitgelaten over de vertegenwoordiging ter zitting. Anders dan eiseres daar aanvoert, twijfelt de rechtbank er op basis van de op 24 juli 2019 toegezonden verklaring van de gemachtigde van verweerder niet langer aan dat Van Hooft en Becker bevoegd waren tot vertegenwoordiging van verweerder ter zitting. Zoals uit de door eiseres aangehaalde Bevoegdhedenregeling colleges en burgemeesters BUCH 2018 (artikel 5) blijkt, is aan de gemachtigde van verweerder als teammanager ondermandaat, c.q. volmacht, verleend om verweerder in deze procedure te vertegenwoordigen. De gemachtigde is op grond van artikel 6 van die regeling bevoegd verder ondermandaat of volmacht te verlenen om hem ter zitting te vertegenwoordigen. Anders dan eiseres, althans haar juridisch ongeschoolde gemachtigde kennelijk bedoelt te betogen, is de bevoegdheid tot het verlenen van die volmacht niet in de bijlage bij de Bevoegdhedenregeling uitgesloten. Aan de opmerkingen van eiseres ter zake gaat de rechtbank daarom voorbij. Er is dus geen aanleiding, anders dan eiseres aanvoert, de opmerkingen namens verweerder ter zitting gedaan, buiten beschouwing te laten.

Het primaire besluit 2 op de tweede aanvraag van 2 mei 2018

3. Omdat eiseres geen beroepsgronden heeft ingediend die zijn gericht tegen het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het bezwaar van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT