Uitspraak Nº HD 200.107.009_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2015-10-20

ECLIECLI:NL:GHSHE:2015:4165
Docket NumberHD 200.107.009_01
Date20 Octubre 2015
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer HD 200.107.009/01

arrest van 20 oktober 2015

in de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,

tegen

1 [melkvee] B.V.,

2. [Beheer] Beheer B.V.,
beiden gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. [geïntimeerde 3] ,

4. [geïntimeerde 4] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerden,

advocaat: mr. P.M. Scholtes te Heerlen,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 22 oktober 2013 in het hoger beroep van de door de rechtbank Roermond (thans: rechtbank Limburg) onder zaaknummer 105814/HA ZA 10-971 gewezen vonnissen van 23 maart 2011 en 21 maart 2012 tussen appellant – [appellant] – als eiser en geïntimeerden – [melkvee] c.s. – (naast [Onroerend Goed OG] B.V., hierna: [Onroerend Goed OG] ) als gedaagden.

[melkvee] c.s. zullen hierna afzonderlijk ook worden genoemd: [melkvee] , [Beheer] Beheer, [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] .

6 Het tussenarrest van 22 oktober 2013

Bij genoemd arrest heeft het hof aan [appellant] een bewijsopdracht verstrekt. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

7 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenarrest van 22 oktober 2013;

- het proces-verbaal van de enquête;

- het proces-verbaal van de contra-enquête;

- de memorie (en antwoordmemorie) na enquête en contra-enquête van [appellant] met producties 12 t/m 30;

- de memorie na enquête en contra-enquête van [melkvee] c.s.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

8 De verdere beoordeling
8.1.

In het dictum van genoemd tussenarrest heeft het hof [appellant] toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [melkvee] c.s. zich hoofdelijk hebben verbonden voor de verplichting van [Onroerend Goed OG] om de verkochte hoeveelheid melkquotum, vermeerderd met de jaarlijkse verruimingen van het melkquotum, aan [appellant] te leveren doordat:

  1. [geïntimeerde 4] tijdens een in december 2007 met [bestuurder van Advies B.V.] gevoerd telefoongesprek heeft bevestigd dat, na betaling van de koopprijs door [appellant] , zowel hij in privé als [melkvee] garant zouden staan voor de levering van het melkquotum, en/of;

  2. [geïntimeerde 4] tijdens een medio maart 2008 met [bestuurder van Advies B.V.] gevoerd telefoongesprek heeft bevestigd dat hij en [melkvee] garant staan voor de levering van het melkquotum aan [appellant] , en/of;

  3. [geïntimeerde 4] tijdens een bespreking die op 9 februari 2009 is gevoerd tussen hem,

[bestuurder van Advies B.V.] en [appellant] , uitdrukkelijk heeft bevestigd dat zowel hij in privé als [melkvee] garant staan voor de levering van het afgesproken melkquotum met de verruiming van het melkquotum voor de melkprijsjaren 2008/2009 en 2009/2010, en/of;

4. [geïntimeerde 4] tijdens een bespreking die in september 2009 is gevoerd tussen hem,

[bestuurder van Advies B.V.] en [geïntimeerde 3] , heeft bevestigd dat niet alleen hij in privé en [melkvee] garant staan voor de levering van het melkquotum, maar ook zijn beheersvennootschap [Beheer] Beheer, en/of;

5. [geïntimeerde 3] zich tijdens bedoelde bespreking in september 2009 ook in privé garant heeft gesteld voor de levering van het melkquotum aan [appellant] .

8.2.

Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft [appellant] zichzelf als getuige doen horen alsmede:

  • -

    de heer [getuige 1] en mevrouw [getuige 2] , medewerker respectievelijk plaatsvervangend directeur bij de belastingdienst;

  • -

    mevrouw [getuige 3] , echtgenote van [appellant] ;

  • -

    de heer [getuige 4] , belastingadviseur en docent;

  • -

    de heer [bestuurder van Advies B.V.] , directeur en enig aandeelhouder van [Advies B.V.] Advies B.V.

8.3.

In contra-enquête hebben [melkvee] c.s. als getuigen laten horen [geïntimeerde 4] (geïntimeerde sub 4) alsmede de heer [getuige 6] , voormalig werknemer van [Onroerend Goed OG] en thans onder meer werknemer van Farmer House Products B.V., welke B.V. onderdeel is van de [groep] groep.

8.4.

In zijn memorie na enquête betoogt [appellant] dat hij heeft gehandeld met ‘ [naam vennootschappen] ’ en dat daarmee ‘het geheel’ werd bedoeld en niet één of meer specifieke vennootschappen. In dit kader stelt [appellant] onder meer dat toen eind 2007 afspraken werden gemaakt over het melkquotum op geen enkele wijze kenbaar werd gemaakt dat werd gehandeld met [Onroerend Goed OG] . Voor zover [appellant] aldus zou hebben bedoeld te stellen dat de onderhavige koopovereenkomst is gesloten met [melkvee] c.s. (of één van hen) zodat zij als contractant bij die overeenkomst verplicht zijn om het melkquotum aan [appellant] te leveren, is er sprake van een aanvulling of wijziging van de grondslag van de vorderingen van [appellant] . Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft [appellant] aan zijn vorderingen jegens [melkvee] c.s. immers (onder meer) ten grondslag gelegd dat hij de onderhavige koopovereenkomst heeft gesloten met [Onroerend Goed OG] en dat [melkvee] c.s. zich hoofdelijk hebben verbonden voor de uit die overeenkomst voortvloeiende leveringsverplichting van [Onroerend Goed OG] .

De in artikel 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusie-regel beperkt de aan oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis in hoger beroep in die zin dat hij in beginsel zijn eis niet later dan in de memorie van grieven of antwoord mag veranderen of vermeerderen. Dit geldt ook als de verandering of vermeerdering van eis slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijke eiser is gesteld. Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, met name indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat de eisverandering- of vermeerdering plaatsvindt. Deze uitzonderingen doen zich in het onderhavige geval echter niet voor. Bovendien acht het hof bedoelde eerst bij memorie na enquête gedane eiswijziging, die leidt tot een onredelijke vertraging van het geding, in strijd met de eisen van een goede procesorde. De eiswijziging wordt dan ook buiten beschouwing gelaten.

8.5.1.

Bij memorie na enquête heeft [appellant] een groot aantal stukken overgelegd, die nog niet eerder in de procedure zijn ingebracht (producties 12 t/m 30). Blijkens de

rol-/archiefkaart hebben [melkvee] c.s. op de rolzitting waarop [appellant] zijn memorie na enquête heeft genomen, bezwaar gemaakt tegen overlegging van deze producties. De rolraadsheer heeft daarop bepaald dat het hof bij arrest zal beslissen op het bezwaar. Het hof overweegt hierover als volgt.

8.5.2.

Het hof verwerpt het door [melkvee] c.s. op de rolzitting gemaakte bezwaar tegen overlegging van voormelde producties door [appellant] . Daarbij neemt het hof in aanmerking dat dit bezwaar niet is gemotiveerd. Verder is van belang dat de raadsheer-commissaris na sluiting van de contra-enquête de zaak heeft verwezen naar de rol voor het nemen van memories na enquête aan de zijde van beide partijen, waarbij in overleg met partijen is bepaald dat zij twee weken voor de roldatum hun memories in concept zullen uitwisselen zodat zij desgewenst in de (gelijktijdig) door hen te nemen memories direct kunnen reageren op de memorie van de wederpartij. Aldus hebben [melkvee] c.s. in hun memorie na enquête de kans gehad om te reageren op de door [appellant] overgelegde producties. [melkvee] c.s. hebben die kans ook benut door in hun memorie te reageren op een aantal producties. Zij hebben daarbij in hun memorie echter geen bezwaar gemaakt tegen overlegging van die producties. Gelet op dit een en ander en in ogenschouw nemend dat [appellant] in eerste aanleg ten onrechte niet is toegelaten tot bewijslevering acht het hof het in het belang van de waarheidsvinding dat de door [appellant] overgelegde producties worden toelaten.

8.6.1.

Ten aanzien van de inhoud van een aantal producties overweegt het hof nu alvast het volgende.

8.6.2.

De producties 12, 13, 14, 18, 21, 22 en 30 zien op stellingen die [appellant] bij memorie na enquête heeft ingenomen, maar die niet te bewijzen aan hem zijn opgedragen. Deze producties dragen ook niet bij aan het door [appellant] te leveren bewijs.

8.6.3.

Productie 17 en 20 betreffen stukken die door [getuige 4] respectievelijk [bestuurder van Advies B.V.] in hun getuigenverklaringen zijn genoemd. Verder houdt productie 19 verband met de getuigenverklaring van [getuige 4] . Al deze producties zien echter op achtergrondinformatie die niet relevant is voor de door [appellant] te bewijzen stellingen. Bovendien leiden die producties er niet toe dat het hof meer waarde hecht aan de getuigenverklaring van [bestuurder van Advies B.V.] dan dat hierna blijkt. Verder is het feit dat de getuigenverklaring van [getuige 4] steun vindt in stukken die [appellant] heeft overgelegd niet relevant, nu [getuige 4] niets heeft verklaard over de door [appellant] te bewijzen garanties (zie ook r.o. 8.8).

8.6.4.

De producties 28 en 29 betreffen getuigenverklaringen die [appellant] en [geïntimeerde 4] in een andere zaak hebben afgelegd. Aan deze verklaringen valt geen bewijs te ontlenen voor de door [appellant] te bewijzen stellingen.

8.6.5.

Onder verwijzing naar de producties 15 en 16 stelt [appellant] dat de getuigenverklaring van [geïntimeerde 4] over de ontstane breuk met [bestuurder van Advies B.V.] , onjuist is. Volgens [appellant] blijkt uit deze producties dat er op 18 maart 2009 en in de periode tot aan de splitsing van het concern nog geen sprake was van een breuk. [geïntimeerde 4] heeft als getuige echter niet verklaard dat er op 18 maart 2009 althans vóór de splitsing van het concern al sprake was van een breuk. Zijn verklaring houdt niet meer in dan dat pas toen [Onroerend Goed OG] halverwege 2009 in zwaar weer terecht was gekomen [bestuurder van Advies B.V.] meerdere malen om garanties heeft gevraagd en dat dit uiteindelijk heeft geleid tot een breuk tussen [geïntimeerde 4] en [bestuurder van Advies B.V.] . De producties 15 en 16 doen dan ook niet af aan de getuigenverklaring van [geïntimeerde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT