Uitspraak Nº HD 200.160.526_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2015-12-15

ECLIECLI:NL:GHSHE:2015:5259
Docket NumberHD 200.160.526_01
Date15 Diciembre 2015
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer 200.160.526/01

arrest van 15 december 2015

in de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats] ,

appellant in principaal hoger beroep,

geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

appellant in incidenteel hoger beroep,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. C.H.C. Hocks te Maastricht,

op het bij exploot van dagvaarding van 26 november 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 augustus 2014, gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, verweerder in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1 Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/184799/HA ZA 13-390)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep;

- de memorie van grieven;

- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties;

- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;

- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3 De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep

3.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

  1. Partijen hebben een overeenkomst van geldlening gesloten, waarbij [appellant] € 220.000,00 heeft geleend van [geïntimeerde] .

  2. Als productie 1 conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie heeft [geïntimeerde] een geldleningsovereenkomst van 30 december 2008 in het geding gebracht, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
    De ondergetekenden:
    De heer [geïntimeerde]
    (…)
    en
    de heer [appellant]
    (…)
    verklaren dat de ondergetekenden sub 1. ter leen verstrekt aan de ondergetekende sub 2., die ter leen ontvangt, en deswege vanaf ter leen verstrekking schuldig is aan de schuldeiser, een bedrag van euro 220.000 (…) in hoofdsom.
    De ondergetekenden verklaren dat deze overeenkomst van geldlening is aangegaan onder de navolgende
    BEDINGEN
    1. De hoofdsom is te allen tijde geheel aflosbaar met dien verstande, dat er euro 250.000 terugbetaald dient te worden. Het verschil in bedrag is te aanzien als een extra rentevergoeding. Deze rentevergoeding staat los van de rentevergoeding zoals vermeld bij punt 3.
    2. Van de hoofdsom of het restant daarvan is een rente verschuldigd van 5,25% per jaar (…), te voldoen in maandelijkse termijnen (…)
    3. De hoofdsom, de extra rentevergoeding (30.000 euro), de maandelijkse rente en kosten zijn zonder voorafgaande opzegging te allen tijde direct opeisbaar.
    (…)
    6. Alle kosten, welke de schuldeiser naar zijn oordeel moet maken tot uitoefening van zijn rechten en alle verdere kosten, waartoe deze geldlening aanleiding mocht geven zijn voor rekening van de schuldenaar.
    (…)”
    Onder de overeenkomst is zowel bij de naam van [geïntimeerde] als de naam van [appellant] een handtekening geplaatst.

  3. In verband met de lening is bij notariële akte van 12 januari 2009 (prod. 2 inl. dagv.) ten behoeve van [geïntimeerde] een hypotheekrecht gevestigd op het aan [appellant] toebehorende woonhuis met ondergrond, tuin en verder toe- en aanbehoren aan [het adres] te [plaats] (hierna: de woning). In de notariële akte is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
    “(…) De schuldenaar erkent schuldig aan de schuldeiser, die deze schuldbekentenis aanneemt, een bedrag groot tweehonderdtwintigduizend euro (€ 220.000,00), hierna te noemen “de hoofdsom”.
    (…)
    Ter uitvoering van de overeenkomst als hiervoor vermeld, verleent de schuldenaar aan de schuldeiser, die zulks aanneemt, recht van hypotheek (…) op het hierna te omschrijven onderpand, tot meerdere zekerheid voor:
    I. de terugbetaling van voormelde hoofdsom, alsmede eventuele verhogingen daarvan, zulks tot een bedrag van tweehonderdvijftigduizend euro (€ 250.000,00);
    II. De betaling van de bedongen renten, boeten, kosten en het overigens in verband met het vorenstaande verschuldigde, tezamen begroot op zestig procent (60%) van de hoofdsom, zijnde eenhonderdvijftigduizend euro (€ 150.000,00), derhalve in totaal vierhonderdduizend euro (€ 400.000,00).
    (…)
    De kosten van verlening en vestiging van deze hypotheek, en alle andere kosten waartoe deze hypotheek en de daardoor verzekerde schuld nu of te eniger tijd aanleiding mochten geven zijn voor rekening van de schuldenaar.
    (…)”

  4. [geïntimeerde] heeft vanaf 2010 verschillende pogingen ondernomen om de vordering uit hoofde van de geldleningsovereenkomst voldaan te krijgen. Partijen hebben verschillende gerechtelijke procedures gevoerd (korte gedingen) over de executie door [geïntimeerde] als hypotheekhouder en de openbare verkoop van de woning van [appellant] in verband daarmee.

  5. [appellant] heeft een bedrag van € 125.000,00 op de lening afgelost.

  6. Nadat [geïntimeerde] bij exploot van 7 februari 2013 de openbare verkoop van de woning had aangezegd en de voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht was verzocht dat de verkoop van de woning onderhands zou geschieden als bedoeld in artikel 3:268 lid 2 BW, heeft [appellant] , voordat de voorzieningenrechter op het verzoek had beslist, de woning zelf onderhands verkocht. Onder protest van gehoudenheid heeft hij een bedrag van € 155.901,61 aan [geïntimeerde] betaald ter voldoening van de door [geïntimeerde] toen gepretendeerde vordering.

3.2.1.

In de onderhavige procedure vordert [appellant] , na wijziging van zijn eis, – beknopt weergegeven – een verklaring voor recht dat hij een bedrag van € 52.316,65 onverschuldigd aan [geïntimeerde] heeft betaald, althans dat [geïntimeerde] door de betaling van dit bedrag ongerechtvaardigd is verrijkt, althans dat hij ( [appellant] ) op basis van de hypotheekakte van 12 januari 2009 te veel aan [geïntimeerde] heeft betaald, alsmede veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van voormeld bedrag aan [appellant] , vermeerderd met rente en kosten. Voorts vordert [appellant] veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van verschillende concrete schadeposten, vermeerderd met rente, en vergoeding van schade wegens door hem niet betaalde premie aan ASR Levensverzekering NV, op te maken bij staat.

3.2.2.

Aan deze vordering heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat hij uit hoofde van de geldlenings- en hypotheekovereenkomst als slotbetaling niet meer dan € 103.584,96 aan [geïntimeerde] verschuldigd was, zodat hij een bedrag van € 52.316,65 onverschuldigd aan [geïntimeerde] heeft betaald, althans [geïntimeerde] door de ontvangst van dit bedrag ongerechtvaardigd is verrijkt. Daarnaast stelt [appellant] dat [geïntimeerde] misbruik heeft gemaakt van zijn executiebevoegdheid en dat hij jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld doordat [geïntimeerde] , onder dreiging van de openbare verkoop van de woning, aanspraak heeft gemaakt op bedragen waarop hij evident geen recht had. [appellant] stelt dat hij als gevolg van de betaling aan [geïntimeerde] betalingsverplichtingen jegens derden niet heeft kunnen nakomen, waaronder de verplichting tot betaling van premie aan ASR Levensverzekering NV. Hij stelt dat hij als gevolg daarvan schade lijdt.

3.2.3.

[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij bestrijdt dat [appellant] het bedrag van € 52.316,65 onverschuldigd heeft betaald of dat hij ( [geïntimeerde] ) door die betaling ongerechtvaardigd is verrijkt. Hij betwist voorts dat hij onrechtmatig heeft gehandeld en dat [appellant] als gevolg daarvan de door hem gestelde schade heeft geleden. Met een beroep op de notariële akte van 12 januari 2009 en een beroep op de geldleningsovereenkomst van 30 december 2008 die volgens [geïntimeerde] door [appellant] is ondertekend, voert [geïntimeerde] aan dat [appellant] het aan hem betaalde bedrag verschuldigd was. In reconventie vordert [geïntimeerde] , na vermeerdering van zijn eis, een verklaring voor recht dat hij de door hem geïnde bedragen op goede gronden heeft geïnd en geen onrechtmatige daad jegens [appellant] heeft gepleegd. Daarnaast vordert hij veroordeling van [appellant] tot betaling van de kosten voor een handschriftonderzoek door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau BV (NFO) naar de echtheid van de handtekening van [appellant] onder de geldleningsovereenkomst van 30 december 2008 en veroordeling tot betaling van de kosten van het geding en buitengerechtelijke incassokosten.

3.3.

In het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank overwogen dat zij uit de door [geïntimeerde] in het geding gebrachte rapporten van het NFO, waarin op basis van schriftkundig onderzoek is geconcludeerd dat de handtekening onder de geldleningsovereenkomst van 30 december 2008 een handtekening van [appellant] betreft, de overtuiging heeft bekomen dat [appellant] de geldleningsovereenkomst van 10 december 2008 heeft ondertekend. De rechtbank heeft verder overwogen dat benoeming van een andere deskundige, zoals door [appellant] was verzocht, achterwege kan blijven. Verder heeft de rechtbank overwogen dat [geïntimeerde] op grond van de notariële akte van 12 januari 2009 gerechtigd was om uit de verkoop van de in de akte genoemde onroerende zaken de ‘extra rentevergoeding’ van € 30.000,00 en kosten tot een bedrag van € 150.000,00 te incasseren en dat [appellant] de door [geïntimeerde] gegeven opsomming van de verschuldigde kosten niet heeft betwist. Op grond hiervan heeft de rechtbank de vorderingen in conventie afgewezen en heeft zij [appellant] in de kosten van het geding veroordeeld, waarbij zij het salaris van de advocaat heeft begroot volgens het toepasselijke liquidatietarief. De rechtbank heeft de in reconventie gevorderde verklaring voor recht en de vordering tot betaling van de kosten van het handschriftonderzoek door het NFO tot een bedrag van € 1.089,00 toegewezen en de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT