Uitspraak Nº K20/230023. Gerechtshof Amsterdam, 2020-12-21

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:3491
Docket NumberK20/230023
Date21 Diciembre 2020
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER

Beschikking op het beklag met het rekestnummer K20/230023 van

[klaagster] ,

wonende te [plaats],

klaagster,

gemachtigde: mr. K. Kasem, advocaat te Amsterdam.

1 Het beklag

Het hof heeft

(A) op 3 januari 2020 het klaagschrift ontvangen dat zich richt tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen [beklaagde] ter zake van mishandeling met de dood tot gevolg hebbende;

(B) op 15 januari 2020 het klaagschrift ontvangen dat zich richt tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen politieambtenaren (beklaagden) ter zake van mishandeling met de dood tot gevolg hebbende.

Omdat de klachten met elkaar samenhangen zullen deze gezamenlijk behandeld worden.

2 Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van respectievelijk 7 mei en 5 augustus 2020 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven de klachten af te wijzen.

3 De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:

- de klaagschriften;

- het verslag van de advocaat-generaal;

- het dossier van de politie;

- het dossier van de rijksrecherche;

- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam van 8 april 2020 ten aanzien van beklag A;

- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam van 15 juni 2020 ten aanzien van beklag B;

- de op 25 augustus 2020 bij het gerechtshof binnengekomen reactie van de advocaat klaagster op het ambtsbericht van 15 juni 2020 en verslag van 5 augustus 2020;

- beeldopnamen die bij de dossiers zijn gevoegd.

4 De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klaagster in de gelegenheid gesteld op 17 juni 2020 het beklag toe te lichten. Klaagster is, bijgestaan door haar advocaat, in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd. Daarbij heeft de advocaat pleitnotities overgelegd.

De advocaat-generaal is bij de behandeling in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5 De feitelijke uitgangspunten voor de beslissing van het hof

Op 22 augustus 2018 is klaagsters zoon overleden. Aan dat overlijden ging een confrontatie vooraf tussen hem en beklaagde [beklaagde] en, als reactie op meldingen hierover bij de politie, een aantal politiemensen.

Uit het dossier en het verhandelde in raadkamer komt, kort samengevat, het volgende naar voren.

5.1.

Ten aanzien van beklaagde [beklaagde]:

In de middag van 22 augustus 2018 liep [beklaagde] met zijn vriendin en haar twee kinderen op straat. Klaagsters zoon naderde hen in tegenovergestelde richting; toen hij langs hen liep maakte hij een beweging naar links. Het leek alsof hij een van de kinderen wilde steken. Er werd gezien dat klaagsters zoon iets zilver/grijs in zijn hand had dat hij daarna inklapte en in zijn zak wegstopte. De dochter van klaagsters vriendin heeft verklaard dat zij voelde dat de man haar aanraakte en dat er iets in haar rug prikte.

[beklaagde] vond dat klaagsters zoon zich raar gedroeg. [beklaagde] gooide een kinderfiets in de richting van klaagsters zoon. De fiets raakte hem niet; hij gooide de fiets terug. [beklaagde] sprong over de fiets in de richting van klaagsters zoon.

Op beelden is te zien dat [beklaagde] klaagsters zoon dan eenmaal tegen de borst schopt en hem twee maal op het hoofd slaat. Klaagsters zoon valt en te zien is dat hij dan een stekende of slaande beweging maakt in de richting van [beklaagde]. [beklaagde] schreeuwde dat iemand de politie moest bellen. Klaagsters zoon stak de straat over en liep weg.

Omstanders, waaronder een jongen met een stok en [getuige], die als getuige is gehoord, sloten klaagsters zoon in; zij bleven in beweging. [beklaagde] ging er achter aan.

Op de beelden van de moskee is te zien dat klaagsters zoon zich omdraait en een gevechtshouding aanneemt. In zijn hand houdt hij een mes waarmee hij in de richting van [beklaagde] en [getuige] wijst. Klaagsters zoon loopt daarna weg. [beklaagde] zag dat er slijm uit diens mond kwam en dat hij lijkbleek zag.

Op beelden is te zien dat [beklaagde] met een krat ten minste één keer tegen het hoofd van klaagsters zoon slaat. De verbalisant die de beelden heeft beschreven, heeft uit [beklaagde]’ lichaamshouding, diens beweging en de snelheid waarmee het krat bewoog, afgeleid dat dit met veel kracht gebeurde. Klaagsters zoon bloedde uit zijn neus en leek dizzy. Een getuige heeft gezien dat klaagsters zoon al vóór hij met het krat werd geslagen bloedde.

[beklaagde] liep naar de overkant van de straat. [getuige] probeerde klaagsters zoon te kalmeren door tegen hem te praten en zijn bovenarm vast te houden. Hij was rustig en ging op een geparkeerde auto zitten en later op de stoep. De situatie was op dat moment rustig. Er werd gewacht op de politie.

Beklaagde [beklaagde] heeft in zijn verhoor als verdachte erkend dat hij klaagsters zoon eenmaal met de vuist in het gezicht heeft geslagen en even later een bak in zijn richting heeft gegooid.

5.2.

Het politieoptreden

Verschillende mensen hadden intussen de politie gebeld. Het operationeel centrum (hierna: OC) gaf de surveillancedienst opdracht assistentie te verlenen in verband met een vechtpartij waarbij een man met stokken zou slaan. Twee politieauto’s reden erheen. Later kwam nog een politieauto en een motoragent.

Al snel gaf het OC door dat er ook een man met een mes liep, die aan het schreeuwen was. Vervolgens werd doorgegeven dat het niet om een mes ging, maar om een schroevendraaier en dat de verdachte door omstanders onder controle werd gehouden.

De betrokken agenten hebben niet gehoord dat het om een verward persoon ging. Er werd geen signalement doorgegeven.

Toen de politie arriveerde liepen twee agenten, op klaagsters zoon toe. Zij troffen hem zittend aan; zijn neus bloedde hevig en hij had bloed op zijn gezicht en armen. Een van hen zei dat hij was aangehouden. Hij keek verschrikt op en ging staan toen de agenten hem wilden aanspreken. Klaagsters zoon was ongeveer 1,90 m groot en woog 88 kg. Hij maakte zich groot en sterk en leek niet open te staan voor een gesprek. Hij bewoog zijn handen naar zijn zakken, waarop de agenten twee keer vroegen om beide handen te laten zien. Dat deed hij niet; hij hield zijn handen in zijn zakken. Daarop besloten de agenten om hem te boeien.

Burgergetuigen hebben verklaard dat het boeien niet makkelijk ging, dat de man tegenstribbelde. Zij zagen dat het de politie moeite kostte om de man onder controle te krijgen. Een van hen dacht eerst dat de man even bewusteloos was, maar zag daarna dat hij zich tegen de politie verzette.

Om klaagsters zoon de boeien om te doen probeerden de agenten zijn armen naar zijn rug te draaien. Dat lukte bij één arm niet, omdat klagers zoon zijn vinger in zijn broeksriem haakte en niet losliet. Eén van de agenten waarschuwde dat er geweld gebruikt zou worden als hij niet los liet; toen dat niet gebeurde gaf de agent een ‘bokkenpoot’, een pijnprikkel in het polsgewricht. Klaagsters zoon reageerde niet, maar nadat een derde agente hem met haar knie twee...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT