Uitspraak Nº LEE 16-3537. Rechtbank Noord-Nederland, 2016-09-15

ECLIECLI:NL:RBNNE:2016:4269
Docket NumberLEE 16-3537
Date15 Septiembre 2016
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Bestuursrecht

locatie Groningen

zaaknummer: LEE 16/3537

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 september 2016 in de zaak tussen [verzoekers], te [plaats], verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder,

(gemachtigde: H.K. de Jonge).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de besloten vennootschap [naam]., gevestigd te [plaats], vergunninghoudster,

(gemachtigde: mr. O.E. Hidma).

Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunning-houdster een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van 26 grondgebonden woningen aan de [adres] te [plaats]. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit bouwen.

Tegen het bestreden besluit hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Tevens hebben verzoekers op 4 september 2016 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het verzoek is behandeld op de zitting van 9 september 2016.

Verzoekers zijn vertegenwoordigd door [verzoekers]

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, R.W. Nomden en

H. Postma.

Overwegingen
Feiten en omstandigheden

1. Bij haar oordeelsvorming betrekt de voorzieningenrechter de navolgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Namens vergunninghoudster is op 12 februari 2016 een aanvraag om omgevingsvergunning voor het oprichten van 26 grondgebonden woningen en 68 apparte-menten aan de [adres] te [plaats] bij verweerder ingediend. De aanvraag om omgevingsvergunning heeft betrekking op de activiteit bouwen.

1.2.

Bij primair besluit van 26 mei 2016 heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van 26 grondgebonden woningen en

68 appartementen aan de [adres] te [plaats].

1.3.

Tegen dit besluit hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Tevens hebben verzoekers op 25 juli 2016 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

1.4.

Bij uitspraak van 15 augustus 2016 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het primaire besluit van 26 mei 2016 geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekers.

1.5.

Namens vergunninghoudster is op 24 augustus 2016 een aanvraag om omgevings-vergunning voor het oprichten van 26 grondgebonden woningen aan de [adres] te [plaats]. De aanvraag heeft betrekking op de activiteit bouwen.

1.6.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van 26 grondgebonden woningen aan de [adres] te [plaats]. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit bouwen.

Toepasselijke regelgeving

2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.1.

Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.

Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het, voor zover thans van belang, verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo wordt de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, geweigerd, indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet (het Bouwbesluit).

Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo wordt de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, geweigerd, indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van de het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening.

Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, geweigerd, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening.

Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo wordt de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT