Uitspraak Nº LEE 19-389. Rechtbank Noord-Nederland, 2020-03-31

ECLIECLI:NL:RBNNE:2020:1564
Date31 Marzo 2020
Docket NumberLEE 19-389
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 19/389

uitspraak van de meervoudige kamer van 31 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.A.Th. IJspeert),

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P. Ceulen).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aansprakelijkheid te erkennen voor de schade die eiseres heeft geleden ten gevolge van een dienstongeval en de gevraagde schadevergoeding afgewezen.

Bij besluit van 20 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres en verweerder hebben nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is namens verweerder [casemanager schade] , casemanager schade, verschenen.

De voorzitter heeft het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven nader met elkaar in overleg te treden teneinde te bezien of zij alsnog onderling tot een regeling kunnen komen. Hiertoe is de zaak voor zes weken aangehouden. Partijen hebben desgevraagd bevestigd dat, als zij er onderling niet uitkomen, er vervolgens geen nadere zitting meer hoeft plaats te vinden.

Op 3 september 2019 heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank bericht dat het niet gelukt is om onderling tot een minnelijke regeling te komen.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Op 19 december 2011 is eiseres begonnen aan de opleiding tot [naam functie] niveau 3, aan de politieacademie te [plaats] . Op 6 juli 2012 heeft eiseres deelgenomen aan een verplichte training Aanhouding en Zelfverdediging (AZV). Deze training vond plaats in een dojo (oefenruimte). Op die dag is eiseres bij een oefening betrokken geraakt bij een dienstongeval. Zij heeft tijdens de deelname aan de AZV letsel aan haar pols opgelopen, ook was sprake van een SL-laesie. Eiseres is meerdere keren geopereerd en zij ondervindt nog steeds beperkingen aan haar pols.

1.2.

Bij brief van 20 september 2016 heeft eiseres verweerder verzocht aansprakelijkheid te erkennen voor andere geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van dit ongeval, die niet uit hoofde van de rechtspositieregeling is vergoed. In die brief is toegelicht waarom verweerder aansprakelijk moet worden gehouden voor het dienstongeval dat eiseres op 6 juli 2012 is overkomen.

1.3.

Bij het primaire besluit heeft verweerder geen aansprakelijkheid erkend, omdat hij meent niet te zijn tekortgeschoten in de nakoming van zijn zorgplicht jegens eiseres en het ongeval moet worden gezien als een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Verweerder is niet overgegaan tot vergoeding van de door eiseres geleden (rest)schade.

1.4.

Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Op 9 oktober 2018 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Eiseres is bij die hoorzitting aanwezig geweest, bijgestaan door haar gemachtigde. Van die hoorzitting is een verslag opgesteld.

1.5.

Op 25 oktober 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden met F. [naam docente] , IBT docente B en J. [naam teamchef] , teamchef C. Van dit gesprek is een verslag opgesteld. Bij

e-mail van 6 december 2018 heeft eiseres gereageerd op het verslag van de hoorzitting en het verslag van het gesprek.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat het verzoek om schadevergoeding van eiseres moet worden afgewezen, omdat hij zijn zorgplicht niet heeft geschonden. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat de oefening waarbij eiseres letsel opliep niet te beschouwen is als een op zichzelf ingewikkelde, gevaarlijke activiteit, dat het ging om een eenvoudige oefening voor het trainen van basisvaardigheden, die al veelvuldig was geoefend gedurende de opleiding, dat eiseres in een beveiligde lesomgeving oefende, dat de oefenruimte is bekleed met een zachte vloer en wanden, dat het oppervlak van de dojomat 177 m² vierkante meter (14.20 bij 12.50 meter) bedroeg en dat iedere groep van drie personen 22 m² tot zijn beschikking had. Voorts is tijdens de opleiding toezicht gehouden door een IBT-docent en zij heeft zich op de bewuste dag in het midden van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT