Uitspraak Nº NL18.1547. Rechtbank Den Haag, 2018-03-29

ECLIECLI:NL:RBDHA:2018:4277
Docket NumberNL18.1547
Date29 Marzo 2018
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL18.1547


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2018 in de zaak tussen
[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Procesverloop

Eiser heeft tegen het besluit van 23 januari 2018 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.1548, plaatsgevonden op 8 februari 2018 te Breda. Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Armeense nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] Hij heeft op 31 januari 2017 een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft over een visum beschikt, geldig van 21 november 2016 tot 16 december 2016, afgegeven door de autoriteiten van Italië. Eiser is op 28 november 2016 het Schengengebied ingereisd, en is na een verblijf in Italië op 30 januari 2017 naar Nederland gereisd, waar hij op 31 januari 2017 een asielaanvraag heeft ingediend. Bij beschikking van 7 april 2017 is de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet in behandeling genomen. Het daartegen ingestelde beroep is op 3 mei 2017 ingetrokken. Eiser is op 24 april 2017 gemeld als met onbekende bestemming vertrokken.

2. Op 22 september 2017 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend.

3. Bij besluit van 23 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, onder verwijzing naar het eerdere afwijzende asielbesluit, met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarbij heeft verweerder overwogen dat de authenticiteit van de overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld in verband met het ontbreken van referentiemateriaal. De documenten kunnen daarom niet aangemerkt worden als nova in de zin van art. 4:6 Awb. Daarbij komt dat de inhoud van de documenten niet bewijst dat eiser het Schengengebied daadwerkelijk voor minimaal drie maanden heeft verlaten. Verweerder is verder van mening dat ten aanzien van Italië van het interstatelijk...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT