Uitspraak Nº NL19.574. Rechtbank Den Haag, 2019-01-25

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:782
Date25 Enero 2019
Docket NumberNL19.574
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.574

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] (V-nummer: [V-nummer] ), eiser (gemachtigde: mr. U.H. Hansma),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 8 augustus 2018 niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.575, plaatsgevonden op 22 januari 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen
  1. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2001.

  2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening1 is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard.

1. Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend

3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van de geboortedatum

[…] 1998. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2001 en dit heeft hij ook telkens zo verklaard. Uit de verslagen van het verhoor van 8 augustus 2018 en het gehoor van 10 augustus 2018 blijkt dat er volgens verweerder sprake is van twijfel en dat er geen sprake is van evidente meerder- of minderjarigheid. Gelet hierop heeft verweerder in strijd gehandeld met het bepaalde in hoofdstuk C1/2.2 van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT