Uitspraak Nº NL22.10488. Rechtbank Den Haag, 2022-10-28

ECLIECLI:NL:RBDHA:2022:11416
Docket NumberNL22.10488
Date28 Octubre 2022
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL22.10488


proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

In het besluit van 21 oktober 2021 (primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot het opheffen van de ongewenstverklaring afgewezen.

In het besluit van 6 mei 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2022 op zitting behandeld in Breda. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is bij besluit van 13 juli 2012 ongewenst verklaard. Eiser stelt dat deze ongewenstverklaring niet deugt, omdat daarin niet goed is getoetst aan het unierechtelijk openbare ordecriterium. Die ongewenstverklaring staat echter in rechte vast.1 Bovendien is bij die ongewenstverklaring wel degelijk getoetst aan het unierechtelijk openbare ordecriterium. De door eiser in beroep aangehaalde uitspraak2 van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, gaat dan ook niet op. Die uitspraak gaat over een derdelander bij wie niet was getoetst aan het unierechtelijk openbare ordecriterium.

2. Het betoog van eiser dat verweerder bij dit verzoek om opheffing opnieuw had moeten toetsen aan het unierechtelijk openbare ordecriterium, volgt de rechtbank niet. Artikel 32, eerste lid, van de Verblijfsrichtlijn3 bepaalt welke voorwaarden moeten worden gesteld aan een verzoek tot opheffing.4 Verweerder dient de volgende voorwaarden te toetsen:

  1. Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij ten minste drie jaar verwijderd is geweest van het grondgebied voordat hij zijn verzoek tot opheffing heeft ingediend?

  2. Is er een wijziging in materiële zin opgetreden in de omstandigheden die tot de ongewenstverklaring hebben geleid?

Verweerder heeft zowel in het primaire als in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat eiser zijn verzoek tot opheffing niet heeft onderbouwd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT