Uitspraak Nº RK 19/5871 + 19/5872. Rechtbank Amsterdam, 2020-04-20
ECLI | ECLI:NL:RBAMS:2020:2408 |
Date | 20 Abril 2020 |
Docket Number | RK 19/5871 + 19/5872 |
Court | Rechtbank Amsterdam (Neederland) |
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAMAfdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/124425-19
RK: 19/5871 + 19/5872
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. C. Lammers,
[adres] ,
verzoeker.
Het verzoekschrift is op 17 oktober 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
In verband met de coronacrisis heeft de geplande zitting op 25 maart 2020 niet plaatsgevonden. Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van verzoeker hebben per e-mail aangegeven dat een behandeling van het verzoekschrift zonder zitting kan plaatsvinden en dat volstaan kan worden met een uitwisseling van schriftelijke standpunten.
De rechtbank heeft op 25 en 30 maart 2020 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw van verzoeker ontvangen. De officier van justitie is hierna nog in de gelegenheid gesteld te reageren op het standpunt van de raadsvrouw, maar heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van:
- € 7.675,- € 7.675,- voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis stelt te hebben geleden; en
- een vergoeding van € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
De raadsvrouw heeft per e-mail van 30 maart 2020 haar verzoek nader toegelicht. Zij heeft aangevoerd dat verzoeker op geen enkel moment een beroep op zijn zwijgrecht heeft gedaan. Hij heeft bij zijn aanhouding en direct na zijn aanhouding, doch tijdens de zittingen bij de rechter-commissaris en raadkamer, een ontkennende verklaring afgelegd, waarbij hij heeft getracht uit te leggen hoe een en ander is verlopen (o.a. p. 3, 10 en 13 van het dossier). Dat die verklaringen er in eerste instantie niet toe hebben geleid dat de voorlopige hechtenis van verzoeker werd opgeheven, kan verzoeker niet worden verweten. De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verzoeker, was niet andersluidend dan de eerder afgelegde verklaringen, alleen gedetailleerder, omdat de rechtbank nadere vragen stelde over de procedure ter zake import en export van auto's in algemene zin en hoe dit bij verzoeker destijds is gegaan. Dat kennelijk pas duidelijk werd hoe de eerder afgelegde verklaringen van verzoeker begrepen moesten worden, kan verzoeker evenmin worden verweten.
Kortom, verzoeker heeft geen beroep gedaan op zijn zwijgrecht en had een meewerkende houding. Er zijn voldoende gronden van billijkheid aanwezig om de schade van verzoeker ten gevolge van de ten onrechte ondergane detentie, te vergoeden zonder matiging zoals voorgesteld door de officier van justitie.
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT