Uitspraak Nº ROE 21 / 919. Rechtbank Limburg, 2022-10-20

ECLIECLI:NL:RBLIM:2022:8073
Docket NumberROE 21 / 919
Date20 Octubre 2022

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: ROE 21/919


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.J.T.J. Meuwissen),

en

de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Eindhoven) (het Uwv)

(gemachtigde: mr. P.L.E. Delahaije).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser van 22 maart 2021 dat is gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar van 21 oktober 2019. Daarnaast is aan de orde het beroep tegen het (reële) besluit op bezwaar van 20 april 2021.

2. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan is deelgenomen door de gemachtigden van partijen.

Totstandkoming en verloop van de besluitvorming

3. Eiser was vennoot van [Bedrijfsnaam] (hierna: de [Bedrijfsnaam] ). De [Bedrijfsnaam] is op 22 september 2015 failliet gegaan, waarna het Uwv de loonverplichtingen tegenover de werknemers van de gefailleerde [Bedrijfsnaam] op grond van de loongarantieregeling in hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet (WW) heeft overgenomen. In de loop van 2019 is het faillissement opgeheven. Vervolgens heeft het Uwv bij brief van 23 september 2019 aan eiser meegedeeld dat zij op grond van artikel 66 van de WW in de rechten van de werknemers is getreden ter zake van door haar overgenomen verplichtingen en dat haar vordering niet is betaald uit het faillissement van de [Bedrijfsnaam] . Voorts heeft het Uwv in die brief gesteld dat zij eiser hoofdelijk aansprakelijk acht en op hem dezelfde vordering heeft. Die vordering betreft deels loon, deels premie sociale verzekeringen en deels pensioenpremie, ten bedrage van in totaal € 14.055,26 bruto. Eiser is verzocht binnen vier weken te laten weten hoe hij de vordering gaat betalen.

4. Eiser heeft op 21 oktober 2019 bezwaar gemaakt tegen de brief van 23 september 2019. Omdat een besluit op bezwaar uitbleef, heeft eiser het Uwv op 23 juli 2020 schriftelijk in gebreke gesteld en vervolgens op 22 maart 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.

5. Op 20 april 2021 heeft het Uwv op het bezwaar beslist. In dat besluit (hierna het bestreden besluit) is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De reden daarvoor is dat de brief van 23 september 2019 in de ogen van het Uwv geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen bezwaar openstaat. Volgens het Uwv is de civiele rechter bevoegd om te oordelen over een geschil over de vordering in die brief.

Standpunten van eiser

6. Eiser heeft een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar ingediend en nadat het bestreden besluit is bekend gemaakt ook daartegen beroepsgronden ingediend. Die heeft hij ter zitting toegelicht. In de eerste plaats voert hij aan dat het Uwv niet tijdig op het bezwaar heeft beslist en derhalve tot het wettelijk maximum dwangsommen heeft verbeurd. Over het besluit op bezwaar betoogt eiser dat hij moet worden beschouwd als belanghebbende bij een besluit over overname van betalingsverplichtingen op grond van de loongarantieregeling in de WW. Hij wijst erop dat een werknemer die het niet eens is met een besluit van het Uwv over het overnemen van betalingsverplichtingen zijn grief daarover kan voorleggen aan de bestuursrechter. Het moet dan volgens hem ook voor de werkgever mogelijk zijn om zich tot de bestuursrechter te wenden als hij van mening is dat er een onjuiste claim op de loongarantieregeling is gedaan. Hij wijst daartoe mede op het beginsel van equality of arms dat voortvloeit uit artikel 6 van het EVRM en artikel 47 van het Handvest van de Europese Unie. Ter zitting heeft eiser nog steun menen te zien voor zijn standpunt in de Conclusie van Raadsheer Advocaat-Generaal Widdershoven van 7 november 2018 waarin criteria zijn geschetst om te beoordelen of een persoon met een indirect belang als belanghebbende kan procederen bij de bestuursrechter.

Beoordeling door de rechtbank

Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar

7. Toen eiser beroep instelde had het Uwv nog niet beslist op zijn bezwaar. Het latere besluit op bezwaar is evident (veel) te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT