Uitspraak Nº ROE 22/2188. Rechtbank Limburg, 2022-10-21

ECLIECLI:NL:RBLIM:2022:8173
Docket NumberROE 22/2188
Date21 Octubre 2022

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: ROE 22/2188


uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 oktober 2022 in de zaak tussen

[Naam 1] , uit [plaatsnaam] , verzoeker,


en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Costongs-Muris).

Inleiding

Bij besluit van 15 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd van € 500,- per week of een deel van de week, met een maximum van € 3.000,-. Verzoeker dient om aan de last te voldoen binnen zes weken na het primaire besluit de erfafscheiding die zich vóór de voorgevel bevindt te verlagen tot 1 meter hoogte of deze erfafscheiding te verwijderen en een natuurlijke haag te planten.

Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker ( [naam 2] ) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De last onder dwangsom

1. Verweerder heeft op 20 mei 2021 op het adres van verzoeker een controle uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat op het perceel van eiser een erfafscheiding is gerealiseerd van 1,90 meter hoog voor de voorgevel, zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning is verleend. Dat is in strijd met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bestemmingsplan Mijnkolonie Leenhof. Voor de voorgevel mag de erfafscheiding tot 1 meter hoogte worden geplaatst zonder omgevingsvergunning. Legalisatie is volgens verweerder niet mogelijk. Verweerder heeft verzoeker laten weten dat hij de overtreding ongedaan dient te maken door de erfafscheiding te verlagen naar 1 meter hoogte of door de erfafscheiding te verwijderen en een natuurlijke haag te planten. Anders zal handhavend worden opgetreden.

1.1.

Tijdens een controle op 12 augustus 2021 is geconstateerd dat de overtreding niet was beëindigd. Verweerder heeft naar aanleiding hiervan het primaire besluit genomen. Verzoeker is gesommeerd om binnen zes weken na het primaire besluit de overtreding te beëindigen, anders verbeurt hij een dwangsom van € 500,- per week of deel van de week waarin de overtreding niet is beëindigd, met een maximum van € 3.000,-.

1.2.

Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

2. Verweerder heeft laten weten dat hij zal wachten met het innen van dwangsommen tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Het verzoek om een voorlopige voorziening

3. In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

3.1.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de twee in artikel 8:81 van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoekers een bezwaarschrift hebben ingediend tegen het besluit waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT