Uitspraak Nº SGR 15/3642. Rechtbank Den Haag, 2015-10-19

ECLIECLI:NL:RBDHA:2015:12143
Docket NumberSGR 15/3642
Date19 Octubre 2015
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 15/3642

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 oktober 2015 in de zaak tussen [eiseres] (eiseres) en [eiser] (eiser),

te [woonplaats] , gezamenlijk te noemen eisers

(gemachtigde: mr. D. Gürses),

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Darwish-Willeboordse).

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2014 (het primaire besluit I) heeft verweerder de aan eisers toegekende uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (Wwb) herzien over de periode van 1 juli 1997 tot en met 31 december 2010 en de over die periode te veel aan eisers verstrekte uitkering ten bedrage van € 172.109,33 van hen teruggevorderd. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 28 november 2014 (het primaire besluit II) is het primaire besluit I gecorrigeerd, in die zin dat het terug te vorderen bedrag wordt gewijzigd in € 174.155,81.

Bij besluit van 19 januari 2015 (het primaire besluit III) heeft verweerder de vordering op eisers van € 174.155,81 verhoogd met hierover betaalde belasting en premies ten bedrage van € 31.753,63. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 20 april 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit I, zoals gecorrigeerd bij het primaire besluit II, gedeeltelijk gegrond verklaard en het terugvorderingsbedrag gewijzigd naar € 174.125,80. Het bezwaar tegen het primaire besluit III is ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2015.

Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen
1.1

Eisers hebben gedurende de periode 1 juli 1997 tot en met 31 december 2010 een bijstandsuitkering ontvangen.

1.2

Op 16 mei 2014 ontvangt verweerder van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een brief. De SVB is naar aanleiding van een anonieme tip een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van eisers uitkering (bijstand in de vorm van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen). Uit de handhavingsrapportage van de SVB van 12 mei 2014 volgt dat eiser sinds 31 december 1989 onroerend goed in Turkije bezit, te weten een appartementencomplex met negen appartementen en drie werkplaatsen met een getaxeerde waarde van € 1.255.000, welk bezit verhuurd wordt en waaruit huurinkomsten worden ontvangen. Naar aanleiding hiervan is verweerder op 15 juli 2014 een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de aan eisers verleende uitkering. In dat kader is dossieronderzoek verricht en zijn eisers gehoord. Tijdens een confrontatiegesprek op 30 september 2014 heeft eiser onder meer verklaard dat de grond waarop het complex is gevestigd, veertig jaar geleden door hem is aangekocht en hierop vervolgens gebouwd werd. Uit een door eisers overgelegd taxatierapport d.d. [datum] van [BV] volgt dat de taxateur de bouwgronden zonder opstal, die op naam staan van eiser, op € 345.656,- heeft gewaardeerd.

1.3

Aan het primaire besluit I, zoals gecorrigeerd bij het primaire besluit II, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eisers sinds 1 juli 1997 over vermogen beschikken boven de voor hen geldende vermogensgrens. Daarnaast heeft verweerder het standpunt ingenomen dat eisers in strijd met hun inlichtingenplicht geen melding hebben gemaakt van de onroerende zaken in Turkije. Hierdoor is het recht op bijstand niet meer te bepalen en wordt de volledige algemene...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT