Uitspraak Nº SGR 19/321. Rechtbank Den Haag, 2019-12-05

ECLIECLI:NL:RBDHA:2019:13278
Date05 Diciembre 2019
Docket NumberSGR 19/321
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 19/321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2019 in de zaak tussen [eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.M.H. Vriesde),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.M. van der Klis).

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om naturalisatie afgewezen.

Bij besluit van 9 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2019. Eiser is niet verschenen maar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij is geboren op [geboortedatum] 1983 en dat hij de Beninse nationaliteit heeft. Op 22 juni 2017 heeft eiser een verzoek om naturalisatie ingediend.

2. Verweerder heeft het onderhavige verzoek afgewezen, omdat de identiteit en nationaliteit van eiser niet kan worden vastgesteld. Eiser heeft bij zijn verzoek om verlening van het Nederlanderschap niet voldaan aan de voorwaarde van het overleggen van een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig buitenlands reisdocument (paspoort). Daarnaast is verweerder van oordeel dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in bewijsnood verkeerd voor het overleggen van de voornoemde documenten. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder deze beslissing gehandhaafd.

3. Eiser vindt dat zijn naturalisatieverzoek ten onrechte is afgewezen. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij heeft aangetoond dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in bezit te komen van de gevraagde documenten. In dit kader verwijst eiser naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 februari 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BV2474). Zo is eiser eerder afgereisd naar Ghana, maar kon hij niet doorreizen naar Benin. Tijdens zijn reis heeft eiser een bacteriële infectie opgelopen waarvoor hij in Nederland vervolgens is behandeld. Verder wijst eiser erop dat hij gezien zijn beperkte financiële middelen en gebrek aan familie of professionele contacten in Benin geen derde kan inschakelen om voor hem een paspoort aan te vragen. Daarnaast dient eiser fysiek aanwezig te zijn voor de aanvraag van het paspoort. Voorts heeft gemachtigde van eiser ter zitting erop gewezen dat het reisadvies om naar Benin af te reizen negatief is. Het is een gebied met diverse veiligheidsrisico’s. Gelet op het voorgaande kan van eiser niet verwacht worden dat hij nogmaals naar Ghana afreist om door te reizen naar Benin. Eiser meent dat sprake is van bewijsnood.

Voorts kan eiser niet voldoen aan de bewijslast wegens een onjuiste voorlichting vanuit de Nederlandse overheid. Zo verwijst de onderliggende hyperlink van het ‘Beninse ministerie van Buitenlandse Zaken’ naar het ‘ministerie van Buitenlandse Zaken van Ghana’. Hierdoor is het voor eiser onduidelijk waar hij terecht kan voor de legalisatie van buitenlandse documenten.

Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd. Eiser doet een beroep op de hardheidsclausule in de zin van artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) waardoor dient te worden afgeweken van artikel 7 van de RWN.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

4.1

Bij de beoordeling van deze zaak gaat de rechtbank uit van het wettelijk kader zoals is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

4.2

Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling volgt uit de RWN en de Handleiding voor de toepassing van de RWN 2003 (de Handleiding) dat het aan de desbetreffende vreemdeling is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en dat het aan verweerder is om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van de desbetreffende vreemdeling met de door hem overgelegde stukken zijn komen vast te staan. Wegens de daaraan verbonden gevolgen is verlening van het Nederlanderschap een zaak van groot gewicht en is verweerder dan ook bevoegd op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van de desbetreffende vreemdeling te verlangen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT6673).

4.3

Niet in geschil is dat eiser tot op heden geen gelegaliseerde geboorteakte en geen geldig...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT