Uitspraak Nº SHE 16/2279T. Rechtbank Oost-Brabant, 2017-08-29

ECLIECLI:NL:RBOBR:2017:4563
Date29 Agosto 2017
Docket NumberSHE 16/2279T
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummers: SHE 16/2279T, SHE 16/2379, SHE 16/2401, SHE 17/1383, SHE 17/2121

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 29 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiser 1] , te [woonplaats] , eiser 1

(gemachtigde: drs. S.A.N. Geerling),

[eiser 2] , te [woonplaats] , eiser 2,

(gemachtigde: mr. D. van de Weerdt),

Stichting Mens, Dier & Peel, te Gemert, eiseres 3

(gemachtigde: mr. V. Wösten),

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder

(gemachtigden: P.J.A.G. van Veldhoven, ir. T. Theunisse en ir. S. Jacobs).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [bedrijf] , te [woonplaats] , gemachtigde: mr. M. Peeters (vergunninghoudster).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2016 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder aan vergunninghoudster omgevingsvergunning verleend op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor de activiteit “afwijking van het bestemmingsplan” ten behoeve van de uitbreiding van de mestverwerkingsactiviteit van vergunninghoudster tot 80.000 ton per jaar, het bouwen van een silo en het aanleggen van een erfverfharding binnen de inrichting van vergunninghoudster plaatselijk bekend [adres 1] .

Eisers hebben afzonderlijk tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld. Het beroep van eiser 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 16/2279, dat van eiser 2 onder zaaknummer SHE 16/2379 en dat van eiseres 3 onder zaaknummer SHE 16/2401. Op 20 oktober 2016 heeft een inlichtingencomparitie plaatsgevonden waar partijen zijn verschenen. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.

Tevens heeft eiseres 3 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat geregistreerd is door de rechtbank onder nummer SHE 17/2401. Ter zitting van de voorzieningenrechter van 20 oktober 2016 heeft eiseres 3 haar verzoek ingetrokken.

Bij besluit van 31 januari 2017 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder aan vergunninghoudster omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten “milieu”, “bouwen”, “uitweg” en “het aanleggen van een werk of werkzaamheden” ten behoeve van - kort gezegd - de bij het bestreden besluit 1 vergunde activiteit.

Bij besluit van 23 februari 2017 (het herstelbesluit) heeft verweerder onder intrekking van het bestreden besluit 1 een nieuw (gewijzigd) besluit genomen waarbij de activiteit “afwijking van het bestemmingsplan” is vergund.

De beroepen van eisers richten zich van rechtswege mede tegen het herstelbesluit.

Eiser 1 heeft tegen het bestreden besluit 2 beroep ingesteld. Dat is geregistreerd onder zaaknummer SHE 17/2121. Ook eiser 2 heeft tegen het bestreden besluit 2 beroep ingesteld. Dat is geregistreerd onder zaaknummer SHE 17/1383.

Verweerder heeft in reactie op alle ingestelde beroepen een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting in alle zaken heeft plaatsgevonden op 4 juli 2017. Eiser 1 is verschenen, vergezeld van [persoon 1] en bijgestaan door de gemachtigde. Eiser 2 is verschenen, bijgestaan door [persoon 2] in plaats van zijn gemachtigde. Namens eiseres 3 is verschenen [persoon 3] , alsmede de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, [persoon 4] en [persoon 5] .

Overwegingen

Feiten

1.1

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Vergunninghoudster heeft aan de [adres 1] een varkenshouderij en loonwerkbedrijf. Zij beschikt over een vergunning voor het houden van 810 zeugen, 120 mestvarkens/geiten en 84 stuks rundvee. Vergunninghoudster beschikt over een omgevingsvergunning van 25 juli 2013 voor mestverwerking als nevenactiviteit (hygiënisatie) tot een hoeveelheid van 6.000 ton per jaar, bestaande uit 3.000 ton van het eigen bedrijf en 3.000 ton van derden. Het beroep tegen deze omgevingsvergunning is in de uitspraak van deze rechtbank van 13 maart 2014 (ECLI:NL:RBOBR:2014:1126) gegrond verklaard, maar de vergunning is in stand gebleven onder toevoeging van een aantal voorschriften. Voor wat betreft de mestverwerking zijn daarin reeds vergund: een zeefbandpers, een RO-installatie (omgekeerde osmose), een DAF-unit (ultrafixatie met beluchting), hygiënisatie en opslag van mest.

1.2

Vergunninghoudster wenst de mestverwerkingsactiviteiten uit te breiden tot een maximale hoeveelheid van 80.000 ton per jaar. Op 1 augustus 2014 is een mer-aanmeldnotitie ingediend, op grond waarvan verweerder heeft geoordeeld dat geen MER nodig is nu de tot de inrichting behorende activiteiten niet leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Op 21 oktober 2014 heeft vergunninghoudster bij verweerder voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ een aanvraag ingediend. De (uitgebreide) mestverwerkingsactiviteiten zullen plaatsvinden in de bestaande loods op het bouwblok, terwijl de aanvraag tevens betrekking heeft op de bouw van een nieuwe mestsilo, twee membraanbioreactoren en de aanleg van een erfverfharding en een zogeheten zaksloot. Bij besluit van 27 augustus 2014 zijn reeds drie mestsilo’s vergund, die nog niet zijn uitgevoerd. In de aanvraag is hiervoor een verzoek om vormverandering van het bouwblok verzocht. Bij de aanvraag heeft vergunninghoudster een ruimtelijke onderbouwing gevoegd.

1.3

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Buitengebied Asten 2008” op grond waarvan de gronden ter plaatse van de inrichting zijn bestemd tot ‘agrarisch-landschappelijke waarden’. Binnen het ter plaatse geprojecteerde bouwblok van 1,5 ha is een intensieve veehouderij (varkenshouderij) toegestaan, met als nevenactiviteit een loonwerkbedrijf. De uitbreiding is in strijd met het bestemmingsplan. Het project ligt gedeeltelijk buiten het bouwblok, in strijd met de artikelen 4.3.2 en 4.3.3 van de planregels. De vierde mestsilo is hoger dan de in artikel 4.3.4 toegestane bebouwingshoogte voor bouwwerken buiten het bouwblok.

1.4

Op 31 mei 2016 heeft de raad van verweerders gemeente een verklaring van geen bedenkingen aan verweerder verleend. Het ontwerp ten behoeve van bestreden besluit 1 heeft ter inzage gelegen gedurende zes weken vanaf 5 juni 2015. In verband met een omissie in het ontwerpbesluit heeft verweerder het ontwerp ten behoeve van bestreden besluit 1 opnieuw ter inzage gelegd, met ingang van 14 oktober 2015. Alle eisers hebben binnen zes weken vanaf die datum zienswijzen ingediend.

1.5

Vergunninghoudster heeft aanvragen bij verweerder ingediend voor de activiteiten “aanleggen van een werk”, “bouwen” en milieu’ en “uitweg”. De aanvraag, voor zover deze ziet op de activiteit “bouwen” is op 3 maart 2014 ingediend heeft betrekking op de oprichting van een tweetal membraanbioreactoren en de vierde mestsilo. De aanvraag, voor zover deze ziet op de activiteit “milieu”, heeft betrekking op de uitbreiding van mestverwerkingsactiviteiten. De aanvraag voor zover deze ziet op de activiteit “aanleggen van een werk” betreft de aanleg van meer dan 200 m² verharding en een zaksloot buiten het agrarisch bouwblok, dit ten behoeve van de mestverwerking. De aanvraag voor zover deze ziet op de activiteit “uitweg” ziet op het verplaatsen van een inrit op de [adres 2] . Het ontwerp ten behoeve van bestreden besluit 2 heeft ter inzage gelegen gedurende zes weken vanaf 17 augustus 2016. Alle eisers hebben binnen deze termijn zienswijzen ingediend.

1.6

Vergunninghoudster heeft tevens een aanvraag ingediend om een vergunning op grond van de Waterwet (de watervergunning). Vooruitlopende op de indiening van de aanvraag om een watervergunning heeft het waterschap Aa en Maas (het waterschap) 5 januari 2015 een gedoogbeschikking genomen, ertoe strekkende dat wordt toegestaan dat vergunninghoudster proceswater mag lozen op de Zuid-Willemsvaart en dat vergunninghoudster daarvoor een tijdelijke afvoerleiding mag leggen door het perceel dat eigendom is van het waterschap. Bij besluit van 1 maart 2017 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu (de Minister) vergunninghoudster een vergunning op grond van de Waterwet verleend. Deze vergunning is onherroepelijk.

1.7

Voor het project is op 20 april 2015 een vergunning ingevolge artikel 16 en of 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend. Deze vergunning is onherroepelijk.

2. Het bestreden besluit 1 voorziet in de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit “afwijking van het bestemmingsplan”, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo. In het herstelbesluit heeft verweerder de volgende wijzigingen in het bestreden besluit 1 aangebracht:

- de voorschriften met betrekking tot de landschappelijke inpassing en de parkeervoorzieningen zijn gewijzigd vastgesteld,

- er is een voorschrift toegevoegd omtrent de maximaal toegestane ammoniakemissie op grond van de op de Natuurbeschermingswet verleende vergunning,

- in het landschapsplan, opgenomen als bijlage IX van de ruimtelijke onderbouwing, is de zinsnede over waterloop de Aa verwijderd,

- Daarnaast maken de volgende documenten deel uit van het herstelbesluit:

a. Geurberekening achtergrondbelasting d.d. 30 november 2016,

b. Aeriusberekening d.d. 18 oktober 2016.

Het bestreden besluit 2 voorziet in de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteiten “bouwen”, “aanleggen”, “milieu” en “uitweg” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, b, e en artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo.

3. Eiser 1 heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat zijn reactie op het herstelbesluit tevens een beroepschrift tegen het bestreden besluit 2 voor wat betreft de besluitonderdelen “bouwen” en “uitweg” omvat. Eiser 1 en eiseres 3 hebben de beroepsgrond tegen het bestreden besluit 1 dat hierin onvoldoende vast is komen te staan of wordt voldaan aan de eisen van een beste...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT