Uitspraak Nº SHE 18/845. Rechtbank Oost-Brabant, 2018-05-03

ECLIECLI:NL:RBOBR:2018:2364
Docket NumberSHE 18/845
Date03 Mayo 2018
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 18/845

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C.M. Buisman),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. E. Groenendijk).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het Nederlanderschap van verzoeker ingetrokken.

Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2018. Verzoeker is naar de zitting gekomen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Na het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten. Het dictum is diezelfde dag mondeling aan partijen meegedeeld omstreeks 14.15 uur.

Overwegingen

De feiten

1. Verzoeker is geboren op [geboortedag] 1970. Naar eigen zeggen verblijft verzoeker vanaf
19 september 1998 in Nederland. Bij besluit van 30 juli 2004 is aan hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van 20 september 1998. Daarna is aan verzoeker ook een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd verleend met ingang van 20 september 2001. Bij Koninklijk Besluit van 5 april 2006 is aan hem het Nederlanderschap verleend.

2. De staatssecretaris heeft het Nederlanderschap van verzoeker ingetrokken, omdat de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap berust op een door verzoeker gegeven valse verklaring of bedrog, dan wel op het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening relevant feit. Uit onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een individueel ambtsbericht van 16 november 2017, is volgens de staatssecretaris naar voren gekomen dat verzoeker over zijn rol bij de gebeurtenissen in Rwanda voorafgaand aan en tijdens de genocide van 1994 heeft gezwegen en daarmee essentiële informatie heeft achtergehouden die, als deze informatie bekend zou zijn geweest, ertoe zou hebben geleid dat hem een verblijfsvergunning zou zijn onthouden op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Daarmee zou verzoeker ook niet in aanmerking zijn gekomen voor verlening van het Nederlanderschap. Volgens de staatssecretaris dient het belang van de Staat om over te gaan tot intrekking van het Nederlanderschap te prevaleren boven het belang van verzoeker bij behoud daarvan.

3. Verzoeker heeft uitvoerig en onderbouwd betwist dat de vermoedens over zijn betrokkenheid bij de gebeurtenissen in Rwanda voorafgaand aan en tijdens de genocide van 1994 een adequate basis hebben om tot intrekking van het Nederlanderschap over te gaan.

4. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit te schorsen en te bepalen dat verzoeker zijn paspoort mag behouden.

Het karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening

5. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort. Dat staat in artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT