Uitspraak Nº TBS P19/0030. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-05-23

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:4392
Docket NumberTBS P19/0030
Date23 Mayo 2019
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

TBS P19/0030

Beslissing d.d. 23 mei 2019

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[naam terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1973,

verblijvende in [FPC] .

Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 6 december 2018, houdende toewijzing van de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege.

Het hof heeft, naast de in de tussenbeslissing van 21 maart 2019 genoemde stukken, gelet op:

- de aanvullende informatie van [FPC] van 9 mei 2019;

- de wettelijke aantekeningen van de [FPK] betreffende de periode van 6 september 2016 tot en met 18 oktober 2018;

- de aanvullende rapportage van Reclassering Nederland, Toezichtunit 2 Midden-Noord, van 9 mei 2019;

- de (ongedateerde) rapportage van de Penitentiaire Inrichting (P.I.) [locatie] .

Het hof heeft ter zitting van 7 maart 2019 en 16 mei 2019 gehoord de terbeschikkinggestelde (alleen op 7 maart 2019), diens raadsman mr. R. Bosma, advocaat te Assen, en de advocaat-generaal mr. D.J. de Jong.

Overwegingen:

De tussenbeslissing van het hof

In zijn tussenbeslissing van 21 maart 2019 heeft het hof overwogen dat het voor zijn eindoordeel noodzakelijk achtte:

  • -

    dat de Reclassering Nederland, nader rapporteert omtrent de (concreet te benoemen) voorwaarden waaronder en de (concreet te benoemen) plaats waar de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging kan worden voortgezet;

  • -

    dat de [FPK] de kwartaalaantekeningen overlegt van de periode waarin de terbeschikkinggestelde bij deze kliniek verbleef;

  • -

    dat de P.I. [locatie] rapporteert omtrent het verloop van het verblijf van de terbeschikkinggestelde bij de P.I.;

  • -

    dat het [FPC] rapporteert omtrent het verloop van het verblijf van de terbeschikkinggestelde bij de kliniek sinds zijn plaatsing op
    12 februari 2019.

Om die reden is de behandeling heropend en het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst.

De standpunten van partijen

Zowel de advocaat-generaal als de terbeschikkinggestelde en diens raadsman hebben hun standpunten gehandhaafd zoals weergegeven in de tussenbeslissing van 21 maart 2019. De advocaat-generaal heeft daaraan toegevoegd dat voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging tot een impasse zal leiden omdat de terbeschikkinggestelde niet kan resocialiseren, maar, zonder diens toestemming, ook niet kan worden gerepatrieerd.

De overwegingen van het hof

Het verloop van de maatregel

De terbeschikkinggestelde is bij vonnis van de toenmalige rechtbank Leeuwarden van 22 mei 2003 veroordeeld voor doodslag. Hij had op 29 januari 2003 een medewerkster van penitentiaire inrichting [naam PI] doodgestoken. De rechtbank oordeelde, kort gezegd, dat de terbeschikkinggestelde ten tijde van het delict psychotisch en daardoor volledig ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank ontsloeg hem van alle rechtsvervolging en legde de maatregel van terbeschikkingstelling op, met het bevel dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zou worden verpleegd.

De terbeschikkinggestelde heeft de Kroatische nationaliteit en had in 1994 een verblijfsvergunning gekregen. Bij besluit van 30 juli 2007 is deze vergunning met terugwerkende kracht tot 20 juni 2001 ingetrokken en is de terbeschikkinggestelde ongewenst verklaard.

Bij besluit van 18 oktober 2012 is deze ongewenstverklaring opgeheven en vervangen door een inreisverbod voor de duur van tien jaren.

Bij beslissing van 27 mei 2014 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.

Het hof heeft deze beslissing, in essentie, bevestigd op 30 oktober 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:8328).

Het hof heeft toen, samengevat, overwogen dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan paranoïde schizofrenie maar al geruime tijd stabiel functioneert; dat het recidiverisico in zodanige mate is verminderd dat een resocialisatietraject vanuit veiligheidsoogpunt verantwoord is en bovendien gewenst ter voorkoming van (verdere) hospitalisatie en een verslechtering van de psychische gesteldheid van de terbeschikkinggestelde; dat vanwege het aan de terbeschikkinggestelde opgelegde inreisverbod, de terbeschikkinggestelde niet in aanmerking komt voor een machtiging tot verlof; dat verloven een essentieel onderdeel uitmaken van de behandeling en resocialisatie (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4877).

Het hof heeft op 30 oktober 2014 voorts vastgesteld dat het traject van repatriëring met toepassing van artikel 38la van het Wetboek van Strafrecht tot nu toe niet tot resultaat heeft geleid en naar verwachting ook niet binnen afzienbare termijn tot resultaat zal leiden; dat het hof - omdat de terbeschikkinggestelde in feite in een uitzichtloze situatie is komen te verkeren waarin hij in vergelijking met andere terbeschikkinggestelden in de resocialisatiefase ongelijk wordt behandeld - het hof van oordeel is dat er sprake is van een schending van het discriminatieverbod van artikel 14 in samenhang met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM); dat ter voorkoming van een verdere schending van deze verdragsbepalingen een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging is aangewezen en ook verantwoord is onder daaraan te verbinden voorwaarden; dat genoemde verdragsbepalingen er in dit geval toe dwingen dat de terbeschikkinggestelde een zoveel mogelijk gelijkwaardige behandeling en resocialisatie dient te worden aangeboden als aan een terbeschikkinggestelde eigen onderdaan of een terbeschikkinggestelde vreemdeling met een verblijfsstatus, hetgeen betekent dat de vreemdelingenrechtelijke status van de terbeschikkinggestelde niet in de weg kan staan aan het toekennen van de bewegingsvrijheden die nodig zijn om invulling te geven aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met de voorwaarden zoals opgesteld door de reclassering; dat het hof het laatste verstaat als een dringend advies aan het adres van de bestuurlijke autoriteiten.

Bij besluit van 19 december 2014 is het inreisverbod van de terbeschikkinggestelde opgeheven, is zijn verblijfsrecht beëindigd en is hij ongewenst verklaard. Het bezwaar hiertegen is ongegrond verklaard.

In april 2015 is de terbeschikkinggestelde geplaatst in de [FPK] . Van daaruit zijn aan hem eerst begeleide en later onbegeleide verloven verleend.

Op 29 maart 2016 heeft de terbeschikkinggestelde een poging tot...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT