Uitspraak Nº UTR 17/2866. Rechtbank Midden-Nederland, 2018-07-09

ECLIECLI:NL:RBMNE:2018:3320
Docket NumberUTR 17/2866
Date09 Julio 2018
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 17/2866

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 juli 2018 in de zaak tussen [eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Maachi),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder

(gemachtigde: mr. E. Witte).

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over de periodes van 1 februari 2006 tot en met 29 augustus 2006 en van 1 augustus 2009 tot en met 8 maart 2012, niet wordt uitbetaald omdat hij vanwege zijn inkomsten minder dan 15% arbeidsongeschikt is. Daarnaast wordt eisers WAO-uitkering met toeslag per 6 april 2009 beëindigd en per 15 mei 2009 heropend omdat hij in de periode van 6 maart 2009 tot en met 15 mei 2009 gedetineerd is geweest. Verweerder vordert van eiser de hierdoor onverschuldigd betaalde WAO-uitkering terug, dit is een brutobedrag van € 59.487,46.

Bij besluit van 2 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder verzocht stukken te overleggen waaruit blijkt wanneer verweerder de meldingen van de politie, genoemd in het onderzoeksrapport, heeft ontvangen.

Verweerder heeft vervolgens bij brief van 6 februari 2018 met bijlagen een toelichting gegeven en twee afdrukken van zijn digitale systeem overgelegd.

Bij brief van 6 maart 2018 heeft eiser daarop gereageerd. Daarbij heeft eiser als bijlage het Hennepconvenant Midden-Nederland overgelegd.

Verweerder heeft hierop bij brief van 27 maart 2018 gereageerd.

Partijen hebben niet binnen de daarvoor gestelde termijn aangegeven dat zij gehoord wensen te worden op een tweede zitting. Het onderzoek is op 27 juni 2018 gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten. Eiser ontvangt sinds

20 maart 1995 een WAO-uitkering naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%. Daarnaast ontvangt eiser een toeslag.

1.1

Op 30 augustus 2006 heeft de politie District West-Veluwe Vallei een hennepkwekerij aangetroffen in een bedrijfspand aan de [adres] te [vestigingsplaats] , waarbij eiser ook aanwezig was. Op dezelfde datum heeft eiser hierover bij de politie een verklaring afgelegd. Volgens eisers verklaring heeft hij het bedrijfspand sinds eind december 2005 gehuurd.

1.2

Op 9 maart 2012 heeft de politie Midden-Nederland, District Gooi en Vechtstreek, een hennepkwekerij aangetroffen in een bovenwoning aan het adres [adres] te [woonplaats] . Op 8 en 9 mei 2012 is eiser verhoord door de politie en heeft hij verklaringen afgelegd. Eiser heeft daarbij verklaard dat hij de bovenwoning een tijd heeft bewoond en dat hij de laatste tijd een hennepkwekerij heeft gehad. Eiser heeft ook verklaard dat hij vóór 15 mei 2009 een periode van tien weken in hechtenis heeft gezeten.

1.3

Naar aanleiding van een melding van de politie heeft verweerder een onderzoek verricht naar werkzaamheden die eiser met betrekking tot de hennepkwekerijen aan de hiervoor genoemde adressen in [vestigingsplaats] en in [woonplaats] heeft verricht en de inkomsten die hij daaruit heeft genoten. Daartoe heeft de themaonderzoeker van de directie Handhaving van verweerder gesproken met eiser en dossieronderzoek verricht, waarbij processen-verbaal van de politie District West-Veluwe Vallei en District Gooi en Vechtstreek, het rapport ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ van 22 april 2013 en de uitkeringsgegevens zijn betrokken. Op 31 augustus 2016 heeft de themaonderzoeker een onderzoeksrapport opgemaakt (met bijlagen). Dit heeft geleid tot de besluitvorming zoals die hierboven onder de rubriek ‘Procesverloop’ is weergegeven.

2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat eiser in de periode van 1 februari 2006 tot en met 29 augustus 2006 (periode 1) en in de periode van

1 augustus 2009 tot en met 8 maart 2012 (periode 2), werkzaamheden heeft verricht voor een hennepkwekerij en hieruit inkomsten heeft gehad die hij niet heeft gemeld bij verweerder. Verweerder heeft eisers inkomsten in periode 1 vastgesteld op € 75.000,- en in periode 2 op

€ 86.390,-. Als gevolg hiervan moet eiser in deze periodes worden beschouwd als ware hij minder dan 15% arbeidsongeschikt, zodat er over deze periodes geen recht is op betaling van een WAO-uitkering. Daarnaast heeft eiser in de periode van 6 maart 2009 tot 15 mei 2009 in detentie gezeten zodat eisers WAO-uitkering tijdelijk wordt beëindigd.

Het te veel betaalde bedrag aan WAO-uitkering van € 59.487,46 vordert verweerder van eiser terug. Volgens verweerder is de terugvordering niet in strijd met het rechtzekerheidsbeginsel, zoals eiser in bezwaar heeft gesteld, nu hij zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen.

3. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser de beëindiging van zijn...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT