Uitspraak Nº UTR 19/2961 en UTR 19/2963. Rechtbank Midden-Nederland, 2019-09-12

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:4290
Docket NumberUTR 19/2961 en UTR 19/2963
Date12 Septiembre 2019
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummers: UTR 19/2961 en UTR 19/2963

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2019 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. van de Laar),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder (gemachtigde: M.T. Smits).

Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser gelast om op straffe van een dwangsom van € 12.500,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,- per overtreding, voor last 1 tot en met 7 vóór 1 juli 2019 en voor last 8 vóór 1 april 2019 de volgende onderhoudswerkzaamheden te verrichten aan de monumentale boerderij bestaande uit een woonhuis en bijbehorende schuur op het perceel aan de [adres] in [woonplaats] :

  1. herstel van de kapconstructie en vervanging van de rieten kap van de schuur;

  2. herstel van het metselwerk aan de zuidgevel van de schuur;

  3. herstel van de gaten in de topgevel aan de noordzijde van de schuur;

  4. herstel van de houten gevelbekleding van de schuur;

  5. herstel van de kozijnen en deuren van de schuur;

  6. herstel van de kozijnen en deuren van het woonhuis;

  7. herstel van de dakgoten en hemelwaterafvoeren van het woonhuis; en,

  8. het plaatsen van rookmelders in het woonhuis.

Bij besluit van 30 april 2019 heeft verweerder de begunstigingstermijn voor de lasten 1 t/m 5 en voor last 7 verlengd tot zes weken na het te nemen besluit op bezwaar.

Bij besluit van 24 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. In het bestreden besluit heeft verweerder lastgeving 8 ingetrokken.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een

voorlopige voorziening te treffen.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] , juridisch medewerker handhaving, en [B] , beleidsadviseur cultuurhistorie en landschap.

De voorzieningenrechter heeft op de zitting bij wijze van ordemaatregel de begunstigingstermijn, vanwege het dreigende verstrijken ervan op 3 september 2019, verlengd tot de uitspraak.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep (UTR 19/2963)

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.

Voorgeschiedenis

2. Eiser is sinds 2001 eigenaar van de boerderij aan de [adres] in [woonplaats] .

De boerderij is een kop-rompboerderij uit 1879, bestaande uit een woonhuis met een aangebouwde schuur met rieten kap, en is sinds 8 juni 2000 als rijksmonument ingeschreven in het rijksmonumentenregister.

3. In 2014 en vervolgens vanaf 2018 heeft verweerder de staat van de boerderij diverse malen gecontroleerd en hebben meerdere malen gesprekken plaatsgevonden tussen verweerder en eiser over onderhoud van de boerderij. Op 1 mei 2018 heeft verweerder eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een plan van aanpak op te stellen voor de aan de boerderij uit te voeren onderhoudswerkzaamheden. Met een brief van 16 juli 2018 heeft verweerder aan eiser kenbaar gemaakt dat hij voornemens is om handhavend op te treden. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.

4. Op 26 april 2019 heeft eiser een verzoek ingediend om de boerderij te verwijderen uit het rijksmonumentenregister en de status van monument daaraan te ontnemen. Op dit verzoek is nog niet beslist.

Omvang van het geding

5. Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij bezig is met het uitvoeren van de voor het woonhuis opgelegde lasten 6 en 7 en dat hij de werkzaamheden voor het einde van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT