Uitspraak Nº UTR 19/2166. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-04-24

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:1713
Date24 Abril 2020
Docket NumberUTR 19/2166
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 19/2166-T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 24 april 2020 in de zaak tussen

1. [eiser 1], te [woonplaats] , eiser 1,

2. [eiser 2], te [woonplaats] , eiser 2,

samen aangeduid als eisers,

en

Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verweerder.

Inleiding

1. Eisers hebben een woning aan de [straatnaam] . Hun percelen worden aan de achterzijde begrensd door de [naam watergang] , een primaire watergang.

2. In 2012 heeft verweerder de Legger oppervlaktewateren 2012 (de Legger 2012) en de daarbij behorende leggerkaart vastgesteld. In de Legger 2012 is bepaald dat eisers als aangelanden, dat wil zeggen als eigenaar van de aangrenzende percelen, onderhoudsplichtig zijn voor het gewoon onderhoud van de kopse kanten bij de [naam watergang] , dus voor een gedeelte grenzend aan de kant van het water (het zogenoemde deel van het natte profiel). In de afgelopen jaren heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van De Stichtse Rijnlanden verschillende keren handhavend opgetreden tegen eisers omdat zij hun onderhoudsverplichtingen niet waren nagekomen. De door eiser 1 ingestelde (hoger) beroepen tegen de handhavingsbesluiten slaagden niet. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van deze handhavingsbesluiten is van het bepaalde in de Legger 2012 uitgegaan, omdat eiser 1 hiertegen geen beroep had ingesteld.

3. In een besluit van 20 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de Legger oppervlaktewateren 2018 (de Legger 2018) vastgesteld. Dat besluit is voorbereid met een uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij beide eisers een zienswijze tegen het ontwerp hebben ingediend. De Legger 2018 is op 1 mei 2019 in werking getreden.

4. In artikel 4, eerste lid, sub b, van de Legger 2018 worden eisers als aangelanden opnieuw aangewezen als onderhoudsplichtigen voor het gewoon onderhoud van een deel van het natte profiel van de watergang, dus van het eerste deel van het water (tot aan 40 centimeter diepte) van de [naam watergang] . Vanaf het diepere deel is het waterschap onderhoudsplichtig.

5. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het beroep is behandeld op de zitting van 13 maart 2020. Eisers waren daarbij aanwezig. Namens verweerder zijn mr. [A] en gebiedsmanager [B] verschenen.

De vertegenwoordiging van verweerder

6. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of iemand bevoegd is om namens een ander in de beroepsprocedure op te treden. Over de vertegenwoordiging van verweerder overweegt de rechtbank in dit verband als volgt.

7. Op de zitting is gebleken dat de namens verweerder verschenen gemachtigden waren gemachtigd door het college van dijkgraaf en hoogheemraden (het dagelijks bestuur). Volgens de gemachtigden is het dagelijks bestuur bevoegd om namens het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (het algemeen bestuur) verweer te voeren en het algemeen bestuur te vertegenwoordigen op zittingen. De grondslag daarvoor zou zijn gelegen in artikel 86, derde lid, van de Waterschapswet en (de toelichting op) artikel 2 van de Delegatieregeling Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2014.

8. In artikel 86, derde lid, van de Waterschapswet wordt aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid toegekend om spoedshalve beroep in te stellen namens het algemeen bestuur, als op basis van een wettelijk voorschrift een recht van beroep toekomt aan het algemeen bestuur. Het doel van dat artikel is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT