Uitspraak Nº UTR 19/2994; UTR 19/2793; UTR 19/2795; UTR 19/2797. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-06-19

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:2318
Docket NumberUTR 19/2994; UTR 19/2793; UTR 19/2795; UTR 19/2797
Date19 Junio 2020
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummers: UTR 19/2994, UTR 19/2793, UTR 19/2795 en UTR 19/2797

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 juni 2020 in de zaken tussen


1. [eiseres sub 1] B.V.te [vestigingsplaats 1] ,
2. [eiseres sub 2] v.o.f., te [vestigingsplaats 2] ,
3. [eiseres sub 3] v.o.f., te [vestigingsplaats 1] ,

4. [eiseres sub 4] GmbH,te [vestigingsplaats 3] , Duitsland, eisers

(gemachtigde: mr. B.J. Maes),

en

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: drs. C.D. van Brussel).

Procesverloop

Bij separate besluiten van 16 november 2016 (de primaire besluiten) heeft verweerder aan eisers ieder een bestuurlijke boete opgelegd van € 48.000,- wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) .

Bij separate besluiten van 12 juni 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2020. Eisers hebben zich ter zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Namens [eiseres sub 4] GmbH zijn verder verschenen [A] en [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De beroepen zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met het beroep in zaak UTR 19/3289.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden die aan de zaken voorafgingen

  1. Op 10 oktober 2013 hebben arbeidsinspecteurs van de Inspectie SZW een locatiebezoek gebracht aan de [adres] te [plaatsnaam 1] waar een brug in aanbouw was, te weten de [.] . Opdrachtgever voor deze brug was Rijkswaterstaat, die de opdracht had gegeven aan [eiseres sub 1] . [eiseres sub 1] had de werkzaamheden uitbesteed aan eiser 1, die de opdracht had uitbesteed aan eiser 2. Eiser 2 heeft de opdracht weer uitbesteed aan eiser 3 en eiser 3 aan eiser 4. Eiser 4 heeft de opdracht ten slotte uitbesteed aan [onderneming 1] te [plaatsnaam 2] , Macedonië.
    Op 17 oktober 2013 heeft een administratief onderzoek plaatsgevonden bij [onderneming 2] te [plaatsnaam 3] . Dit bureau verzorgt de administratie voor [onderneming 1] (hierna: [onderneming 1] ).
    Op 6 februari 2014 heeft een onderzoek plaatsgevonden op de locatie [adres] te [plaatsnaam 1] . De bevindingen van de onderzoeken zijn vastgelegd in een boeterapport van 24 november 2014, dat is aangevuld op 31 maart 2015 en 18 mei 2016. Uit het boeterapport blijkt dat op 6 februari 2014 acht personen met de Macedonische nationaliteit werkzaamheden verrichtten als (constructie)bankwerker, terwijl voor hen tewerkstellingsvergunningen (hierna: twv’s) waren verleend als lasser. Tijdens verder onderzoek bleek dit te gelden voor nog twee vreemdelingen die op het moment van de controle niet aanwezig waren.

  2. Bij de primaire besluiten heeft verweerder aan eisers een bestuurlijke boete opgelegd vanwege overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav voor zes vreemdelingen met de Macedonische nationaliteit. Voor vier van de hiervoor genoemde tien vreemdelingen is onvoldoende gebleken welke arbeid zij hebben verricht.

Zijn de twv’s onduidelijk over wat daarbij is vergund?

3. Eisers hebben aangevoerd dat de twv’s onduidelijk zijn over wat er is vergund. Verweerder stelt noch onderbouwt wat onder de functie van lasser valt. De twv’s, die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zijn verleend, vermelden de functie van lasser in plaats van een ‘omschrijving van de aard van […] de te verrichten arbeid’ zoals wettelijk is voorgeschreven. Daarmee is een ruimere strekking en geldigheid aan de twv’s gegeven, waarop eisers mochten vertrouwen.

4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat uit de verleende twv’s voldoende duidelijk blijkt dat deze uitsluitend voor de functie van ‘lasser’ zijn verleend. Eisers stelling dat constructiebankwerkzaamheden onder laswerkzaamheden vallen, wordt niet gevolgd.

5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de twv’s duidelijk zijn over wat er vergund is. Bij eisers kan er geen misverstand over hebben bestaan dat de twv’s waren verleend voor het verrichten van laswerkzaamheden. Dat het UWV op de twv’s ‘lasser’ heeft vermeld en niet ‘lassen’ doet hier niet aan af. Een lasser verricht immers laswerkzaamheden. Uit de e-mailwisseling die heeft plaatsgevonden tussen het UWV en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT