Uitspraak Nº WAHV 200.159.701. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2016-08-16

ECLIECLI:NL:GHARL:2016:6615
Docket NumberWAHV 200.159.701
Date16 Agosto 2016
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

WAHV 200.159.701

16 augustus 2016

CJIB 171786593

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

locatie Leeuwarden

Arrest

op het hoger beroep tegen de beslissing

van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel

van 10 oktober 2014

betreffende

[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),

wonende te [woonplaats],

voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde],
advocaat te [vestigingsplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om vergoeding van kosten.

De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.

De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het beroep tegen de inleidende beschikking niet tijdig is ingesteld en dat de officier van justitie daarom terecht dat beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.

2. De gemachtigde van de betrokkene stelt dat hij op 20 juni 2013, dus tijdig, een brief aan het CJIB heeft gestuurd en dat deze brief moet worden aangemerkt als een beroepschrift.
Op grond van de doorzendplicht van art. 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had het CJIB deze brief volgens de gemachtigde moeten doorsturen aan de CVOM, zijnde het bevoegde bestuursorgaan.

3. De advocaat-generaal betoogt dat van een professioneel rechtsbijstandsverlener wordt verwacht dat hij op de juiste wijze beroep instelt, te meer nu in de inleidende beschikking een duidelijke rechtsmiddelclausule is opgenomen. Daarnaast kan de brief van de gemachtigde van 20 juni 2013, gelet op de inhoud ervan, niet als beroepschrift worden aangemerkt. Bovendien is het volgens de advocaat-generaal niet aannemelijk geworden dat deze brief daadwerkelijk is verzonden.

4. In reactie op het verweerschrift heeft de gemachtigde een brief van het CJIB
d.d. 27 juni 2013 overgelegd, waarin de ontvangst van de brief van de gemachtigde van
20 juni 2013 wordt bevestigd.

5. Ter beoordeling van het hof is eerst de vraag of de brief van de gemachtigde van
20 juni 2013 aan het CJIB als een beroepschrift tegen de inleidende beschikking kan worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak van het hof kan een geschrift slechts als een beroepschrift worden beschouwd indien daaruit blijkt van de wil, althans de kennelijke bedoeling van de betrokkene om hogere voorziening te vragen van een beschikking of beslissing.

6. De brief van de gemachtigde houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

‘De WAHV-boete met CJIB-nummer 171786593 betreft een auto die behoorde tot de bedrijfsvoorraad van de heer De Lange, die eigenaar was van een autobedrijf. (…) Ik verzoek u de boetebeschikking terug te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT