Uitspraak Nº WAHV 200.230.945. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-09-27
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2019:7886 |
Date | 27 Septiembre 2019 |
Docket Number | WAHV 200.230.945 |
Court | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) |
WAHV 200.230.945
27 september 2019
CJIB 204492516
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 30 november 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] (Duitsland),
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] (Duitsland).
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De gemachtigde is bij brief van 9 maart 2018, per gewone post verzonden, en bij brief van 13 april 2018, aangetekend verzonden, in de gelegenheid gesteld de gronden van het beroep in te dienen. Hiervan heeft de gemachtigde geen gebruik gemaakt.
-
De gemachtigde heeft in het hoger beroepschrift aangevoerd dat er sprake is van schending van formeel en materieel recht. Verder geeft de gemachtigde aan dat een verdere toelichting wellicht volgt nadat is uitgelegd hoe de kantonrechter tot zijn oordeel is gekomen.
-
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient het bezwaar- of beroepschrift ten minste de gronden van het bezwaar of beroep te bevatten. Met de gronden van het beroep worden de redenen bedoeld die de indiener heeft om een besluit vernietigd, gewijzigd of herroepen te krijgen. Indien niet is voldaan aan dit vereiste, kan ingevolge het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Daarbij moet hij erop worden gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het verzuim niet (tijdig) wordt hersteld.
3. De enkele stelling dat er sprake is van schending van formeel en materieel recht is niet is te beschouwen als grond als bedoeld in artikel 6:5 van de Awb. Ook de aankondiging van een mogelijke verdere toelichting is dat niet.
4. De gemachtigde is in de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT