Uitspraak Nº Wahv 200.233.323/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-09-26
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2019:7856 |
Docket Number | Wahv 200.233.323/01 |
Date | 26 Septiembre 2019 |
Court | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) |
zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer |
: Wahv 200.233.323/01 |
CJIB-nummer |
: 193664351 |
Uitspraak d.d. |
: 26 september 2019 |
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 11 januari 2018, betreffende
wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is [B] , kantoorhoudende te [C] .
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.
De gemachtigde van betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig is ingesteld en niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding de betrokkene niet valt toe te rekenen.
2. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan binnen zes weken beroep worden ingesteld. Dat volgt uit artikel 9, eerste lid, van de Wahv en de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het instellen van beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beslissing aan de betrokkene is toegestuurd.
3. Blijkens de informatie in het zaakoverzicht is de beslissing van de officier van justitie op
15 december 2015 aan de betrokkene toegestuurd. De beroepstermijn eindigde dus op
26 januari 2016.
4. Bij de stukken van het dossier bevindt zich een beroepschrift, gedateerd
5 januari 2016/2 februari 2017, dat blijkens een daarop geplaatst stempel op 6 februari 2017 door de CVOM is ontvangen. De envelop waarin het beroepschrift is verzonden, is blijkens het poststempel op 2 februari 2017 afgestempeld.
5. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan reeds middels schrijven van
5 januari 2016 beroep te hebben ingesteld tegen voornoemde beslissing. Vanwege het uitblijven van een ontvangstbevestiging en na overleg met de CVOM is dit beroepschrift nogmaals verzonden op
2 februari 2017. Van de eerste verzending is de verzendadministratie bijgevoegd, alsmede een getuigenverklaring waarin de secretaresse van de gemachtigde, mevrouw [D] , verklaart het poststuk wel degelijk...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT