Uitspraak Nº Wahv 200.303.107/01 en Wahv 200.303.109/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2022-10-28

ECLIECLI:NL:GHARL:2022:9215
Docket NumberWahv 200.303.107/01 en Wahv 200.303.109/01
Date28 Octubre 2022
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.303.107/01 en Wahv 200.303.109/01

CJIB-nummer

: 217301761 en 217301759

Uitspraak d.d.

: 28 oktober 2022

Arrest op de hoger beroepen inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 7 oktober 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is mr. M.J.G. Schroeder, advocaat te ʼs-Gravenhage.

De beslissingen van de kantonrechter

De kantonrechter heeft de beroepen – na terugwijzing van de zaken door het hof – van de betrokkene tegen de beslissingen van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

De advocaat-generaal heeft verweerschriften ingediend.

De gemachtigde van de betrokkene heeft de beroepen schriftelijk nader toegelicht.

De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Wel is aanvullende informatie in het geding gebracht.

De gemachtigde van de betrokkene heeft hierop gereageerd.

De beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene klaagt in de eerste plaats over enkele procedurele punten, die het hof hier eerst zal gaan beoordelen.

2. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat de advocaat-generaal de verweerschriften heeft ingediend na afloop van de in artikel 19, derde (het hof begrijpt: tweede) lid, bedoelde termijn. De gemachtigde is van mening dat indien het hof geen gevolgen zal verbinden aan de termijnoverschrijding, er wellicht aanleiding bestaat tot matiging van de sancties.

3. Het hof stelt vast dat de advocaat-generaal in beide zaken bij brief van 11 januari 2022 in de gelegenheid is gesteld om binnen vier weken nadien een verweerschrift in te dienen. Op verzoek van de advocaat-generaal is deze termijn in eerste instantie verlengd tot 8 maart 2022 en daarna nog een keer tot 5 april 2022. De verweerschriften zijn op 5 april 2022 ingekomen ter griffie van het hof. Er is dus geen sprake van een termijnoverschrijding. Overigens merkt het hof nog op dat in de Wahv niet is bepaald of – en zo ja, welke – consequenties verbonden moeten worden aan een buiten de in artikel 19, tweede lid, van de Wahv genoemde termijn ingediend verweerschrift. Het verweer treft aldus geen doel en het hof ziet geen aanleiding tot matiging van de sancties zoals door hem verzocht.

4. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal aanvullende processen-verbaal ingebracht, waarin de ambtenaar op ambtsbelofte verklaart dat de onderhavige gedragingen zijn verricht. Bij de aanvullende processen-verbaal zijn foto’s gevoegd die gemaakt zijn door de dashcam van het voertuig van de ambtenaar. De foto’s zijn niet heel scherp. De ambtenaar heeft op één foto een voertuig, een zwarte Caddy, omcirkeld. Verder is te zien dat dit voertuig over een puntstuk rijdt. Het hof begrijpt, nu dit in zoverre ook niet is betwist, dat dit het voertuig van de betrokkene betreft.

5. In reactie op deze in hoger beroep overgelegde stukken heeft de gemachtigde – samengevat – aangevoerd dat de advocaat-generaal niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er essentieel bewijsmateriaal verborgen is gehouden. Naar de mening van de gemachtigde had het hof de stukken retour dienen te sturen, omdat de stukken in strijd met het procesrecht zijn ingebracht. De zaak stond op dat moment namelijk al voor uitspraak. De gemachtigde vraagt zich af of de advocaat-generaal dit wel mocht doen. Er is volgens hem sprake van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht. Een schending als deze schreeuwt om niet-ontvankelijkverklaring van de advocaat-generaal, aldus de gemachtigde. De betrokkene is niet alleen in eerste aanleg, maar ook in hoger beroep in haar verdedigingsbelangen geschaad, nu zij, gelet op artikel 20a van de Wahv, niet meer kan verzoeken om een zitting.

6. Artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voorziet specifiek voor belanghebbenden in een recht om hangende het administratief beroep de op de zaak...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT