Uitvoeringswet HNS-verdrag

Wet van 13 maart 2024, houdende uitvoering van het op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 1997, 302 en Trb. 2002, 222), zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 2010, 316) (Uitvoeringswet HNS-verdrag)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de bekrachtiging van het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 1997, 302 en Trb. 2002, 222), zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316), noodzakelijk is regels vast te stellen ter uitvoering van dat Verdrag voor Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED Artículos 1 y 2
Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:a. Verdrag:

op 3 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996 (Trb. 1997, 302 en Trb. 2002, 222), zoals gewijzigd door het op 30 april 2010 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2010 bij het Internationaal Verdrag inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in verband met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, 1996, (Trb. 2010, 316); b. Onze Minister:

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;c. Nederland:

het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden;d. schip, persoon, eigenaar, gevaarlijke en schadelijke stoffen, schade, preventieve maatregelen, voorval, vervoer over zee, bijdragende lading, HNS-fonds, rekeneenheid, terminal, directeur:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Verdrag.

Artikel 2
  1. Deze wet is van toepassing op: a. schade door gevaarlijke en schadelijke stoffen veroorzaakt in Nederland, de territoriale zee daaronder begrepen; b. schade door milieuvervuiling door gevaarlijke en schadelijke stoffen veroorzaakt binnen de Exclusieve Economische Zone (EEZ) van Nederland; c. schade, anders dan schade door milieuvervuiling, veroorzaakt buiten Nederland, met inbegrip van de territoriale zee, indien deze schade is veroorzaakt door gevaarlijke en schadelijke stoffen vervoerd aan boord van een schip dat teboekstaat in Nederland of aan boord van een schip dat bevoegd is de vlag van het Koninkrijk te voeren en dat niet in Nederland teboekstaat; d. preventieve maatregelen, waar ook genomen; e. vorderingen, anders dan vorderingen uit hoofde van een overeenkomst tot het vervoer van goederen en passagiers, wegens schade voortvloeiende uit het vervoer van gevaarlijke en schadelijke stoffen over zee. 2. Deze wet is niet van toepassing op: a. schade door verontreiniging zoals omschreven in het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1969 (Trb. 1970, 196), zoals gewijzigd, ongeacht of ten aanzien van die schade wel of geen schadevergoeding verschuldigd is ingevolge dat Verdrag; b. schade veroorzaakt door radioactieve materialen van klasse 7, bedoeld in de „International Maritime Dangerous Goods Code», zoals gewijzigd, of in Aanhangsel B van de „Code of Safe Practice for Solid Bulk Cargoes», zoals gewijzigd; en c. oorlogsschepen, ondersteuningsschepen van de marine of andere schepen die toebehoren aan of geëxploiteerd worden door de Staat en die in de betrokken periode uitsluitend worden gebruikt in overheidsdienst voor andere dan handelsdoeleinden.

HOOFDSTUK II BEPERKING VAN DE AANSPRAKELIJKHEID Artículo 3
Artikel 3
  1. Degene die op grond van artikel 9 in samenhang met artikel 38 van het Verdrag een beroep wil doen op beperking van zijn aansprakelijkheid, verzoekt de rechtbank Rotterdam het bedrag vast te stellen waartoe zijn aansprakelijkheid is beperkt en te bevelen dat tot een procedure ter verdeling van een te stellen fonds wordt overgegaan. 2. Op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, is de tweede afdeling van de eerste titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de artikelen 642a, eerste lid, 642d, 642e, en 642t, tweede tot en met vierde lid, met dien verstande dat: a. bij de behandeling van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, geen beroep kan worden gedaan op artikel 9, tweede lid, van het Verdrag; b. in het geval van artikel 642c, tweede lid, de rechtbank met inachtneming van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag het in rekeneenheden uitgedrukte beloop van het fonds bepaalt en het bedrag, bedoeld in artikel 642c, tweede lid, onderdeel a, wordt berekend met inachtneming van artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van het Verdrag; c. in het geval van artikel 642c, zevende lid, de verzoeker zijn aansprakelijkheid niet meer op grond van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag kan beperken. 3. Indien na toewijzing van een op artikel 9 van het Verdrag gegrond verzoek geen der schuldeisers binnen de in artikel 642g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genoemde termijn betwist heeft dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid kan beperken, dan wel omtrent een zodanige betwisting onherroepelijk afwijzend is beslist en een fonds is gesteld ten aanzien waarvan de rechtbank een verklaring als bedoeld in het zesde lid van artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft afgegeven en dat werkelijk ten bate van de schuldeiser beschikbaar is alsmede...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT