Besluit van 22 januari 2002, houdende regels omtrent de bemanning van zeeschepen, varende onder de vlag van het Koninkrijk met een Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse zeebrief (Bemanningsbesluit Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse zeeschepen)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2002

44

Besluit van 22 januari 2002, houdende regels omtrent de bemanning van zeeschepen, varende onder de vlag van het Koninkrijk met een Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse zeebrief (Bemanningsbesluit Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse zeeschepen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 30 oktober 2001, nr. DGG/J-01/006289, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Overwegende, dat de herziening op 7 juli 1995 van het Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978, het noodzakelijk maakt de bepalingen ten aanzien van de opleiding en diplomering van zeevarenden die dienst doen op Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse schepen opnieuw vast te stellen, daarbij tevens uitvoering gevend aan de bepalingen inzake de bemanning van zeeschepen van het Internationale Verdrag tot beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, een en ander met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk Aruba;

Gelet op artikel 4, tweede lid, van de Schepenwet, op het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144), op Hoofdstuk III, voorschrift 10, en voorschrift 24-1.3, Hoofdstuk IV, voorschrift 16, Hoofdstuk V, voorschrift 13, en Hoofdstuk X, voorschriften 1, 2 en 3, van het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag tot beveiliging van mensenlevens op zee, 1974 (Trb. 1976, 157), en op het op 27 juni 1946 te Seattle tot stand gekomen Verdrag No. 74 van de Internationale Arbeidsorganisatie inzake de diplomering van volmatrozen (Stb. I 330);

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 5 december 2001, No. W09.01 0561/V/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 januari 2002, nr. HDJZ/SCH/2002-79, Hoofddirectie Juridische Zaken;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Staatsblad 2002 44 1

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES EN REIKWIJDTE Artículos 1 y 2
Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. het hoofd van de Scheepvaartinspectie: het hoofd van de Scheepvaartinspectie van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk Aruba; b. kapitein: de gezagvoerder van een schip; c. bemanning: de kapitein, de scheepsofficieren en de scheepsgezellen, alsmede de overige opvarenden die in de monsterrol worden genoemd; d. opvarende: eenieder die zich aan boord bevindt; e. de scheepsbeheerder: wat betreft een Nederlands-Antilliaans schip, de eigenaar of diens vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 2 van het Nederlands-Antilliaans Zeebrievenbesluit, dan wel de rompbevrachter of diens vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 6 van het NederlandsAntilliaans Zeebrievenbesluit, en wat betreft een Arubaans schip, de eigenaar of diens vertegenwoordiger in Aruba, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van het Curaçaosch Zeebrievenbesluit 1933; f. vaarbevoegdheid: de bevoegdheid om in een of meer functies aan boord van een schip dienst te doen; g. beroepsvereisten: de gestelde vereisten ten aanzien van kennis, het inzicht en de vaardigheden voor een functie waarop dit besluit van toepassing is; h. ervaring: de diensttijd in jaren, in een bepaalde functie aan boord van in de vaart zijnde zeeschepen, gerekend met ingang van de dag van aanmonstering tot en met de dag van afmonstering; i. vaarbevoegdheidsbewijs: een door het hoofd van de Scheepvaartinspectie afgegeven document waaruit de vaarbevoegdheid blijkt; j. bemanningscertificaat: een certificaat afgegeven door het hoofd van de Scheepvaartinspectie, houdende het minimum aantal bemanningsleden en hun functies aan boord van het betrokken schip; k. voortstuwingsvermogen: het maximale vermogen, uitgedrukt in kilowatt, dat op het geldige bemanningscertificaat is vermeld; l. tankschip: een schip, gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer in bulk van vloeibare producten; m. olietankschip: een tankschip gebouwd en gebezigd voor het vervoer in bulk van aardolie of aardolieproducten; n. chemicaliëntankschip: een tankschip gebouwd en gebezigd voor het vervoer in bulk van vloeibare producten die zijn opgenomen in Hoofdstuk 17 van de Internationale Code inzake het vervoer van chemicaliën in bulk, behorende bij het SOLAS-Verdrag; o. gastankschip: een tankschip gebouwd en gebezigd voor het vervoer in bulk van vloeibaar gemaakt gas of een ander product dat is opgenomen in Hoofdstuk 19 van de Internationale Code inzake het vervoer van vloeibaar gemaakt gas, behorende bij het SOLAS-Verdrag; p. passagiersschip: een schip bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf passagiers; q. ro-ro passagiersschip: een passagiersschip met ruimten voor ro-ro lading of ruimten van bijzondere aard, zoals bedoeld in artikel 3 van Bijlage IV van het Schepenbesluit 1965; r. hogesnelheidsvaartuig: een schip dat in staat is zich voort te bewegen met een snelheid, in meters per seconde, die gelijk of groter is dan 3,7 , 0,1667, waarbij , staat voor de waterverplaatsing in m3 op de ontwerpwaterlijn; s. SOLAS-Verdrag: het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag tot beveiliging van mensenlevens op zee, 1974 (Trb. 1976, 157); t. STCW-Verdrag: het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen

Staatsblad 2002 44 2

Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144); u. STCW-Code: de Code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst

van zeevarenden, behorend bij het STCW-Verdrag (Trb. 1996, 249); v. kW: kilowatt; w. GT: de bruto inhoud van het schip, vastgesteld volgens de wettelijke bepalingen van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk van Aruba inzake de meting van zeeschepen; x. High Speed Craft Code: de International Code of Safety for High Speed Craft van 20 mei 1994, opgenomen in de bijlage van de Regeling HSC-Code; y. reizen nabij de kust: het gebruik van een schip met een brutotonnage van minder dan 500 GT en een voortstuwingsvermogen van minder dan 3000 kW, in een vaargebied dat zich uitstrekt tot 250 zeemijlen uit de kust van enig eiland behorend tot de Nederlandse Antillen, dan wel 250 zeemijlen uit de kust van Aruba.

Artikel 2

1. Dit besluit is van toepassing ten aanzien van in de vaart zijnde schepen, voorzien van een Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse zeebrief. 2. Dit besluit is niet van toepassing ten aanzien van: a. schepen die voorzien zijn van een certificaat van deugdelijkheid voor onbemand gesleept vervoer; b. reddingsvaartuigen, en c. vissersvaartuigen. 3. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk Aruba kunnen afwijkende bepalingen voor landsvaartuigen worden vastgesteld. 4. De voordracht voor een landsbesluit als bedoeld in het derde lid, geschiedt door Onze Minister van het desbetreffende land, verantwoordelijk voor scheepvaart, in overeenstemming met Onze Minister die verantwoordelijk is voor de onder hem ressorterende landsvaartuigen.

HOOFDSTUK 2 DE BEMANNING VAN ZEESCHEPEN Artículos 3 a 111

§ 1. Algemene bepalingen met betrekking tot de aanstelling en handhaving van een veilige bemanning

Artikel 3

1. De scheepsbeheerder draagt zorg voor het voldoende en op doelmatige wijze bemannen van een schip met inachtneming van dit besluit en de hierop berustende bepalingen, alsmede wat betreft de bemanningssamenstelling, van de op hem rustende verplichting ingevolge artikel 458 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk Aruba. 2. De scheepsbeheerder verschaft de kapitein de middelen die hem in staat stellen om aan zijn verplichtingen ingevolge dit besluit te voldoen.

Artikel 4

De scheepsbeheerder houdt, ten behoeve van de met het toezicht op de naleving van dit besluit belaste autoriteiten, per schip van elk daarop dienstdoend bemanningslid een overzicht bij van ten minste het volgende: a. de opleiding; b. de ervaring; c. de vakbekwaamheid, en

Staatsblad 2002 44 3

  1. de medische geschiktheid.

Artikel 5

De scheepsbeheerder draagt ervoor zorg dat de bemanningsleden bij hun tewerkstelling aan boord vertrouwd zijn met hun specifieke taken, de regelingen en procedures aan boord, alsmede de installaties, uitrusting en kenmerken van het schip, die...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT