Besluit van 25 juni 1996 tot algemeen verbindendverklaring van de collectieve garantieregeling van 23 mei 1996 op grond van artikel 84, tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1996

344

Besluit van 25 juni 1996 tot algemeen verbindendverklaring van de collectieve garantieregeling van 23 mei 1996 op grond van artikel 84, tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 25 juni 1996, BGW 96/746-M, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen, Afdeling Effecten, Banken en Monetaire aangelegenheden;

Gelet op artikel 84 van de Wet toezicht kredietwezen 1992;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De kredietinstellingen bedoeld in artikel 84, eerste lid, alsmede de instellingen die gebruik maken van de vrijstelling bedoeld in artikel 12 van richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PbEG L 135), zijn verplicht mee te werken aan de uitvoering van de collectieve garantieregeling, waarover op 23 mei 1996 overeenstemming is bereikt tussen De Nederlandsche Bank N.V. en de betrokken representatieve organisaties en welke als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1996.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 juni 1996

Beatrix

De Minister van Financiën, G. Zalm

Uitgegeven de achtentwintigste juni 1996

De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

6S0365

ISSN 0920 - 2064 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 1996 Staatsblad 1996 344 1

COLLECTIEVE GARANTIEREGELING

Ondergetekenden

1. De Nederlandse Vereniging van Banken 2. De Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. 3. De Vereniging voor de Effectenhandel (na daartoe verkregen uitdrukkelijke schriftelijke machtiging haar in de bijlage genoemde leden vertegenwoordigend) 4. De Nederlandse Spaarbankbond,

   alsmede

   De Nederlandsche Bank NV, gevestigd te Amsterdam, optredend in het kader van artikel 84 van de Wet toezicht kredietwezen 1992,

   in aanmerking nemende

   dat in verband met de richtlijn depositogarantiestelsels van 30 mei 1994 (94/19/EG) de Collectieve Garantieregeling per 1 juli 1995 bij privaatrechtelijke overeenkomst in werking is getreden,

   dat in verband met voornoemde richtlijn artikel 84 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is gewijzigd, waardoor het wenselijk is gebleken de Collectieve Garantieregeling aan te passen,

   dat het in artikel 84 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 voorgeschreven overleg heeft geleid tot overeenstemming over de wijziging van de Collectieve Garantieregeling,

   verklaren te zijn overeengekomen als volgt:

   § 1. Definities Artikel 1

   Voor de toepassing van het bij of krachtens deze regeling bepaalde, wordt verstaan onder: 1. Wtk 1992: de Wet van 23 december 1992, houdende bepalingen inzake het toezicht op kredietwezen enz. (Wet toezicht kredietwezen 1992, Staatsblad 1992, 722). 2. Regeling: de garantieregeling zoals bedoeld in artikel 84, eerste lid van de Wtk 1992 zoals dit artikel zal luiden na implementatie van de in de considerans genoemde richtlijn en zoals dit artikel nader is uitgewerkt in deze overeenkomst. 3. Deelnemende instellingen: a. de instellingen geregistreerd krachtens artikel 52, tweede lid, onder a van de Wtk 1992; b. de ingevolge artikel 84, derde lid van de Wtk 1992 bij ministerieel besluit aangewezen instellingen; en c. de instellingen geregistreerd krachtens artikel 52, tweede lid, onder c van de Wtk 1992, die ingevolge artikel 3, vierde lid van deze regeling kiezen voor een aanvullende deelname aan deze regeling. 4. Deposito: een creditsaldo aangehouden bij een deelnemende instelling, luidende in guldens of andere valuta, dat wordt gevormd door op een rekening staande gelden of dat tijdelijk uit normale banktransacties voorvloeit, en dat deze instelling onder de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden verplicht is terug te betalen aan haar crediteur, alsmede schulden belichaamd in door deze instelling uitgegeven op naam gestelde schuldbewijzen.

   Staatsblad 1996 344 2

5. Representatieve organisaties: de representatieve organisaties van het bankwezen zoals bedoeld in de beschikking van de Minister van Financiën dd. 23 december 1992 (Staatscourant dd. 30 december 1992, nr. 253) ter uitvoering van artikel 1, eerste lid, onder d van de Wtk 1992. 6. Crediteuren: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen, dieéén of meer vorderingen hebben ter zake van deposito's op een deelnemende instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid. 7. Gemeenschappelijke rekening: een rekening die op naam van twee of meer crediteuren is geopend of ten aanzien waarvan twee of meer crediteuren rechten hebben, en waarover met de handtekening vanéén of meer van die crediteuren kan worden beschikt. 8. De Bank: De Nederlandsche Bank NV. 9. Eigen vermogen: het per de ultimo van het jaar voorafgaande aan de toepassing van deze regeling op grond van de uitvoering van de Wtk 1992 aan de Bank bekende toetsingsvermogen dat wordt berekend in het kader van de solvabiliteitstoetsing wegens de richtlijnen als bedoeld in artikel 20 van de Wtk 1992. 10. Achtergestelde vordering: een niet verrekenbare vordering die slechts verschuldigd is nadat alle overige crediteuren volledig zijn betaald dan wel voor deze crediteuren een regeling of akkoord is getroffen waarbij volledige kwijting is verleend tegen ontvangst van een gedeelte van de vordering. 11. Richtlijn: de richtlijn 94/19/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie dd 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PB nr. L 135 van 31 mei 1994, blz. 5). 12. Groep: een groep vennootschappen en/of rechtspersonen zoals nader omschreven in artikel 2:24b BW. 13. Lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie, alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132). 14. Bijkantoor:één of meer onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een kredietinstelling die in een andere staat zijn gevestigd dan die waarin de kredietinstelling is gevestigd.

   § 2. Verplichtingen Artikel 2

1. Alle in artikel 1, derde lid omschreven instellingen nemen deel aan deze regeling en verbinden zich jegens elkaar tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van deze regeling tegenover de crediteuren. 2. Een deelnemende instelling waarvan de inschrijving in het register is doorgehaald blijft aansprakelijk voor het vervullen van de verplichtingen krachtens deze regeling met betrekking tot instelling(en) ten aanzien waarvan de regeling overeenkomstig artikel 6, eerste lid in werking is getreden voor het tijdstip van doorhaling.

   § 3. Reikwijdte Artikel 3

1. Alle niet achtergestelde vorderingen van crediteuren ter zake van deposito's, behoudens die genoemd in bijlage A, welke op het moment als bedoeld in artikel 6, eerste lid, vermeld zijn of behoorden te zijn in de boekhouding van de deelnemende instelling en voor zover van toepassing in de boekhouding van haar bijkanto(o)r(en) in (een) andere lidsta(a)t(en), komen voor uitkering van het in artikel 4, eerste lid bedoelde bedrag in aanmerking. 2. Vorderingen ter zake van deposito's als omschreven in het voorgaande lid die zijn geplaatst bij een deelnemende instelling die

   Staatsblad 1996 344 3

   krachtens artikel 84, derde lid van de Wtk 1992 bij ministerieel besluit is aangewezen om deel te nemen aan de regeling komen slechts voor uitkering in aanmerking voor zover deze hun grondslag hebben in een rechtsverhouding die wordt gerekend tot het in of vanuit Nederland uitgeoefende bedrijf van de deelnemende instelling. 3. De dekking voor vorderingen van crediteuren van bijkantoren van deelnemende instellingen in andere lidstaten kan niet ruimer zijn dan de dekking die de garantieregeling op basis van de richtlijn in het land van vestiging van het desbetreffende bijkantoor biedt. 4. De vorderingen van crediteuren van in Nederland gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen gevestigd in andere lidstaten vallen onder de dekking van de garantieregeling van de desbetreffende lidstaat. Indien de dekking krachtens deze regeling ruimer is dan de dekking van de regeling van die lidstaat kan het desbetreffende bijkantoor kiezen voor deelname aan deze regeling ter aanvulling van de dekking in die lidstaat met inachtneming van de verplichtingen uit hoofde van deze regeling. De Bank zal in voorkomende gevallen na overleg met de representatieve organisaties en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat nadere regels en procedures vaststellen voor deelname aan de onderhavige regeling met inachtneming van de richtsnoeren zoals vermeld in bijlage II van de richtlijn. 5. Voor zover de deposito's rentedragend zijn, wordt de tot het in artikel 6, eerste lid bedoelde moment gekweekte rente mede onder de dekking van de regeling begrepen. 6. Deposito's ten name van een crediteur die krachtens overeenkomst of wet worden gehouden ten behoeve van een derde, worden beschouwd als een vordering van die derde, mits de identiteit van deze derde is of kan worden vastgesteld voor het moment als bedoeld in artikel 6, eerste lid. 7. Deposito's die worden gehouden op het tijdstip van intrekking van een vergunning van een deelnemende instelling, blijven onder de dekking van het stelsel vallen.

   § 4. Uitkering Artikel 4

1. Het maximumbedrag, waarvoor de regeling dekking verleent per gebeurtenis als bedoeld in artikel 6, eerste lid, wordt vastgesteld op 20 000 ecu per crediteur ongeacht het aantal deposito's van die crediteur en ongeacht bij welk bijkantoor van de betrokken instelling in een andere lidstaat deze deposito's geboekt zijn. 2. Uitkeringen vinden plaats in guldens. Bij de berekening van vorderingen in vreemde valuta, alsmede van het in het eerste lid genoemde bedrag, baseert de Bank zich op de door haar medegedeelde representatieve...