Besluit van 18 mei 1998 tot wijziging van het Mediabesluit (aanpassing van de vermelding van de hoofdsommen van de omroepbijdragen in verband met de invoering van een jaarlijkse heffing voor omroepbijdrage A)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1998

327

Besluit van 18 mei 1998 tot wijziging van het Mediabesluit (aanpassing van de vermelding van de hoofdsommen van de omroepbijdragen in verband met de invoering van een jaarlijkse heffing voor omroepbijdrage A)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis, van 15 april 1998, nr. MLB/JZ/1998/17.216, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 111, tweede lid, van de Mediawet;

De Raad van State gehoord (advies van 4 mei 1998, no. W05.98.0148); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis, van 15 mei 1998, nr. MLB/JZ/1998/21.620, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 33 van het Mediabesluit1 wordt «negenenzeventig gulden» vervangen door «honderdnegentig gulden» en wordt «zesenveertig gulden» vervangen door «vijfenvijftig gulden».

ARTIKEL II
Artikel I

onderdeel B, van het besluit van 22 april 1997 (Stb. 195), houdende aanpassing van het Mediabesluit in verband met de wet van 19 december 1996 tot wijziging van bepalingen van de Mediawet in verband met het omvormen van de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland N.V. tot een publiekrechtelijk vormgegeven zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 648), vervalt.

ARTIKEL III

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en waarbij terugwerkende kracht kan worden verleend tot en met een daarbij te bepalen

Staatsblad 1998 327 1

tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is voorgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in dit besluit geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT