Besluit van 4 september 1998, houdende regels over de vergoedingen die verschuldigd zijn terzake van door de Nationale ombudsman ontvangen klachten (Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1998

547

Besluit van 4 september 1998, houdende regels over de vergoedingen die verschuldigd zijn terzake van door de Nationale ombudsman ontvangen klachten (Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, van 10 juli 1998, CW98/U934;

Gelet op artikel 1c, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman; De Raad van State gehoord (advies van 13 augustus 1998, nr.

W04.98.0326);

Gezien het nader rapport van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 28 augustus 1998, nr. CW98/1066;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; b. rechtspersoon: rechtspersoon waartoe het ingevolge artikel 1b van de wet aangewezen bestuursorgaan behoort; c. verzoekschrift: schriftelijk verzoek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet; d. wet: Wet Nationale ombudsman.

Artikel 2
  1. De rechtspersoon is per verzoekschrift dat door de Nationale ombudsman wordt ontvangen over gedragingen van een bestuursorgaan dat tot die rechtspersoon behoort, een vergoeding verschuldigd ter grootte van f 1898,-; 2. In afwijking van het eerste lid kan bij ministerieel besluit ten aanzien van de rechtspersoon worden bepaald dat een per verzoekschrift gedifferentieerde vergoeding is verschuldigd, te weten: a. een vergoeding ter grootte van f 5894,- indien het een verzoekschrift

betreft dat leidt tot een onderzoek als bedoeld in artikel 12 van de wet, en b. een vergoeding ter grootte van f 400,- in de overige gevallen. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid bepaalt Onze Minister, de Nationale ombudsman gehoord, in het geval dat twee of meer verzoek-

Staatsblad 1998 547 1

schriften dezelfde gedraging betreffen, dat eenmaal de voor een dergelijk verzoekschrift geldende vergoeding is verschuldigd.

Artikel 3
  1. Het ministerieel besluit, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt gegeven op verzoek van de desbetreffende rechtspersoon. 2. Het in het eerste lid bedoelde ministeriële besluit heeft een geldigheidsduur van twee jaar. Deze geldigheidsduur wordt telkenmale met een periode van twee jaar verlengd, tenzij de desbetreffende rechtspersoon voor 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de verlenging plaats zal vinden, aan Onze Minister heeft verzocht de toepassing van artikel 2, tweede lid, ten aanzien van hem te beëindigen. 3. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt voor 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar met ingang waarvan het bestuursorgaan van de rechtspersoon ingevolge artikel 1b van de wet is aangewezen, bij Onze Minister ingediend. 4. Indien het in het eerste lid bedoelde verzoek niet voor de in het derde lid bedoelde datum wordt gedaan, kan dat verzoek iedere periode van twee jaar na die datum worden ingediend, uiterlijk voor 1 december van het jaar waarin een periode van twee jaar eindigt. De toepassing van artikel 2, tweede lid, vindt dan plaats met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het einde van de periode van twee jaar.

Artikel 4
  1. De vergoeding, bedoeld in artikel 2, dient jaarlijks achteraf en uiterlijk op 30 november van het desbetreffende kalenderjaar te zijn voldaan aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 2. Onze Minister stelt jaarlijks vast hoeveel de rechtspersoon in het totaal aan vergoedingen is verschuldigd, gerekend over de periode 1 september van het voorafgaande jaar tot en met 31 augustus van het desbetreffende jaar. Deze vaststelling geschiedt terstond na de laatstgenoemde datum.

Artikel 5
  1. Bij ministeriële regeling worden de bedragen, bedoeld in artikel 2, aangepast overeenkomstig het door het Centraal Bureau voor de Statistiek in het kader van de Nationale Rekeningen vastgestelde prijsindexcijfer van de consumptie van de overheid van de activiteit algemeen bestuur, volgens de jaar-op-jaarmethode. 2. De in het eerste lid bedoelde aanpassing vindt voor het eerst plaats in het jaar 2000 ten aanzien van de verzoekschriften die zijn ontvangen in de periode 1 september 1999 tot en met 31 augustus 2000, op basis van het in dat lid bedoelde prijsindexcijfer 1999 ten opzichte van 1998. Vervolgens vindt ieder jaar de aanpassing op overeenkomstige wijze plaats.

Artikel 6
  1. In afwijking van de artikelen 2 en 3 geldt ten aanzien van verzoekschriften die door de Nationale ombudsman in de periode 1 juli 1998 tot en met 31 december 1998 zijn ontvangen, ten aanzien van bestuursorganen behorende tot: a. de provincies, dat per verzoekschrift door de provincies een vergoeding is verschuldigd van f 1898,-, met dien verstande dat over het jaar 1998 aan de gezamenlijke provincies niet meer dan 55 verzoekschriften in rekening zullen worden gebracht;

Staatsblad 1998 547 2

  1. de waterschappen, dat zij gezamenlijk over het jaar 1998 een vergoeding van f 55 000,- zijn verschuldigd; c. de gemeenten die zijn genoemd in het besluit van 12 juni 1996, houdende tijdelijke aanwijzing van de bestuursorganen van de provincies en van enkele gemeenten op grond van de Wet Nationale ombudsman in het kader van een proefproject (Stb. 310), in het besluit van 29 oktober 1997, houdende tijdelijke aanwijzing van de bestuursorganen van enkele gemeenten op grond van de Wet Nationale ombudsman (Stb. 490), en in het besluit van 26 mei 1998, houdende tijdelijke aanwijzing van de bestuursorganen van enkele...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT