Besluit van 27 april 2011, houdende wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 in verband met het opnemen van een grondslag voor uitvoering van Europese besluiten met betrekking tot de veiligheid van vissersvaartuigen, het opnemen van een grondslag voor voorschriften voor vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 24 meter alsmede wijziging van het Schepenbesluit 2004 in verband met enige noodzakelijke aanpassingen

Besluit van 27 april 2011, houdende wijziging van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 in verband met het opnemen van een grondslag voor uitvoering van Europese besluiten met betrekking tot de veiligheid van vissersvaartuigen, het opnemen van een grondslag voor voorschriften voor vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 24 meter alsmede wijziging van het Schepenbesluit 2004 in verband met enige noodzakelijke aanpassingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 september 2010, nr. CEND/HDJZ-2010/1285 sector SCH, Hoofddirectie Juridische Zaken; Gelet op de artikelen 3, tweede en derde lid, 3a, 5, 6, tweede en derde lid, 9, vierde lid, en 58 van de Schepenwet;De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 20 december 2010, nr. W09.10.0482/IV/K);Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 19 april 2011, nr. IENM/BSK-2011/6754, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken; De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vissersvaartuigenbesluit 2002 wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:1. De aanhef komt te luiden:

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:2. De onderdelen b tot en met t worden geletterd d tot en met v. 3. Na onderdeel a worden twee onderdelen ingevoegd, luidende: b. Onze Minister:

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;c. Nederlands vissersvaartuig:

een vissersvaartuig dat ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967 als Nederlands geldt;.BArtikel 1.2, eerste lid, komt te luiden:1. Dit besluit is, met uitzondering van de artikelen 1.15 en 12.1, van toepassing op nieuwe en, voor zover uitdrukkelijk bepaald, bestaande vissersvaartuigen die zijn uitgerust of met commercieel oogmerk gebruikt worden voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee, en waarvan de lengte 24 meter of meer bedraagt. CArtikel 1.7 komt te luiden:

Artikel 1.7

Klassenregels.

  1. Onze Minister wijst instanties aan waarvan de regels kunnen gelden als eisen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de wet. 2. Voordat een eerste onderzoek als bedoeld in artikel 1.12, eerste lid, plaatsvindt, kiest de eigenaar of de bouwer van een vissersvaartuig voor de regels van een ingevolge het eerste lid aangewezen instantie of voor de regels die door de Scheepvaartinspectie worden gebruikt. 3. Bij onderzoeken als bedoeld in artikel 1.12 voldoet een vissersvaartuig met betrekking tot het ontwerp, de bouw en het onderhoud van de romp, de hoofdmachines en hulpwerktuigen alsmede de elektrische en automatische systemen, aan de regels van een ingevolge het eerste lid aangewezen instantie, of aan de regels die door de Scheepvaartinspectie worden gebruikt, voor zover deze regels niet in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens dit besluit.

Artikel 1.7

a Aanwijzing natuurlijke personen of rechtspersonen.

  1. Onze Minister wijst de natuurlijke personen en rechtspersonen aan die zijn belast met de door hem aan te geven, in het kader van de onderzoeken, bedoeld in artikel 1.12, te verrichten taken. 2. Een ingevolge het eerste lid aangewezen natuurlijke persoon of rechtspersoon is, indien bij een onderzoek gebreken aan het vissersvaartuig of zijn uitrusting worden geconstateerd, bevoegd om herstel van deze gebreken te vorderen. 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de ingevolge het eerste lid aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen hun taken uitoefenen. DArtikel 1.15 komt te luiden:

Artikel 1.15 Uitvoering van communautaire voorschriften

Ter uitvoering van een besluit van een of meer van de instellingen van de Europese Unie alleen of gezamenlijk betreffende de veiligheid van in de lidstaten van de Europese Unie geregistreerde vissersvaartuigen en vissersvaartuigen in Europese wateren onder de jurisdictie van de lidstaten van de Europese Unie kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld. EArtikel 2.19 komt te luiden:

Artikel 2.19

Toepasselijkheid van de artikelen 2.16, 2.17 en 2.18.

De artikelen 2.16, 2.17, 2.18 zijn slechts van toepassing op Nederlandse vissersvaartuigen.FArtikel 3.9, vierde lid, komt te luiden:4. Voor Nederlandse vissersvaartuigen vinden de hellingproef en de vaststelling van de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, ten minste om de tien jaar plaats. GArtikel 4.1 komt te luiden:

Artikel 4.1 Toepassing

Dit hoofdstuk is van toepassing op vissersvaartuigen met een lengte van 45 meter of meer en op nieuwe Nederlandse vissersvaartuigen met een lengte van 24 meter of meer. HIn artikel 4.10, elfde lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «ten aanzien van sterkte en constructie aan het derde, zevende en achtste lid» vervangen door: ten aanzien van sterkte en constructie aan het derde en zevende lid. IIn artikel 4.13, tiende lid, wordt de slotzin vervangen door:

Ten aanzien van Nederlandse vissersvaartuigen geldt dat in geval van elektrische aandrijving de noodkrachtbron in staat is om de hulpstuurinrichting gedurende ten minste 10 minuten te bedienen. JArtikel 4.16, derde lid, komt te luiden:3. Ten aanzien van Nederlandse vissersvaartuigen geldt dat de navigatielichten, indien zij alleen op elektrische stroom werken, worden gevoed via een apart schakelbord en er adequate controlevoorzieningen voor die lichten worden geïnstalleerd. KIn artikel 4.17, tweede lid, wordt de slotzin vervangen door:

Ten aanzien van Nederlandse vissersvaartuigen geldt dat de elektrische noodkrachtbron op vissersvaartuigen met een lengte van 45 meter of meer gedurende ten minste 8 uur stroom kan leveren voor de in dit artikel vermelde installaties. LArtikel 5.22, zevende lid, komt te luiden:7. Ten aanzien van Nederlandse vissersvaartuigen geldt dat alle machineruimten van categorie A zijn uitgerust met een vast aangebrachte brandblusinrichting. MArtikel 5.35 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt de slotzin vervangen door:

Ongeacht het bepaalde onder a en b zijn er op Nederlandse vissersvaartuigen te allen tijde ten minste twee brandbluspompen aanwezig. 2. In het achtste lid wordt de zinsnede «waarbij voor vissersvaartuigen die dienstdoen in Nederlandse wateren dan wel hun vangst aan land...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT