Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023

Besluit van 28 maart 2023, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de veiligheid van attractie- en speeltoestellen (Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 maart 2022, kenmerk 2346444-1007078-WJZ; Gelet op de artikelen 1, vierde lid, 4, eerste en derde lid, 5, eerste, tweede en zesde lid, 6, 7, 7a, derde lid, 8, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, 9, onderdeel b, 11a, 13d, vijfde lid, 14, 19, derde lid, en 32b van de Warenwet; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 juni 2022, no. W13.22.00034/III);Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 maart 2023, kenmerk 3396870-1007078-WJZ; Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:– aangewezen instelling:

een krachtens artikel 7a van de wet met betrekking tot de keuring van attractie- en speeltoestellen aangewezen instelling; – attractietoestel:

al dan niet permanent geïnstalleerde inrichting ter voortbeweging van personen, die bestemd is voor vermaak of ontspanning en die aangedreven wordt door een niet-menselijke energiebron; – attractietoestel van een eenvoudig ontwerp:

al dan niet roterend attractietoestel waarmee passagiers een snelheid kunnen bereiken van niet meer dan tien meter per seconde en waarmee passagiers een hoogte kunnen bereiken van niet meer dan vijf meter boven het terrein waarop het attractietoestel staat opgesteld; – besluit nr. 768/2008/EG:

Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PbEU 2008, L 218); – beheerder:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de gebruiksfase over een attractie- of speeltoestel beschikt, anders dan de huurder; – distributeur:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen van attractie- of speeltoestellen, verschillend van de fabrikant, diens gemachtigde of de importeur, die een attractie- of speeltoestel in Nederland verhandelt; – fabrikant:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een attractie- of speeltoestel vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, dat onder zijn naam of handelsmerk in Nederland wordt verhandeld; – gemachtigde:

een in Nederland gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken als bedoeld in artikel R3, tweede lid, van besluit nr. 768/2008/EG te vervullen; – huurder:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een attractie- of speeltoestel in Nederland huurt. Hieronder wordt mede verstaan het door een natuurlijke persoon of rechtspersoon in bruikleen nemen van een attractie- of speeltoestel; – importeur:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een attractie- of speeltoestel afkomstig uit een derde land of een andere lidstaat van de Europese Unie voor het eerst in Nederland verhandelt; – norm:

een document, uitgegeven door een deskundig, onafhankelijk instituut, waarin wordt omschreven aan welke eisen een attractie- of speeltoestel moet voldoen, dan wel waarin een omschrijving wordt gegeven van onder meer een keurings-, meet- of berekeningsmethode; – speeltoestel:

een inrichting bestemd voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt; – verhuurder:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een attractie- of speeltoestel in Nederland verhuurt. Hieronder wordt mede verstaan het door een natuurlijke persoon of rechtspersoon in bruikleen geven van een attractie- of speeltoestel; – verordening (EU) 2019/515:

Verordening (EU) 2019/515 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de wederzijdse erkenning van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 764/2008 (PbEU 2019, L 91); – wet:

Warenwet.

Artikel 2

Dit besluit en de daarop berustende bepalingen zijn eveneens van toepassing op attractie- en speeltoestellen indien deze onroerend zijn.

Artikel 3

Dit besluit is niet van toepassing op:a. attractie- en speeltoestellen die bestemd zijn om uitsluitend buiten het grondgebied van Nederland gebruikt te worden; b. kleine door elektrische energie aangedreven attractietoestellen, waarvan de basis tijdens de aandrijving niet van plaats verandert en die kennelijk bestemd zijn voor de voortbeweging van maximaal drie kinderen; en c. speeltoestellen die als element van hun spel door kinderen onder toezicht worden vervaardigd.

§ 2. Verbodsbepaling

Artikel 4

Het is verboden attractie- of speeltoestellen te vervaardigen, te verhandelen, te gebruiken, of ten aanzien van attractie- of speeltoestellen te handelen, anders dan met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften.

§ 3. Vervaardiging

Artikel 5
  1. De fabrikant draagt er zorg voor dat attractie- en speeltoestellen zodanig zijn ontworpen en vervaardigd, zodanige eigenschappen hebben en van zodanige opschriften zijn voorzien, dat zij bij redelijkerwijs te verwachten gebruik geen gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de mens. 2. De fabrikant draagt er zorg voor dat attractie- en speeltoestellen voldoen aan de in bijlage I genoemde voorschriften. 3. De importeur draagt er zorg voor dat de fabrikant die niet in Nederland is gevestigd, het eerste en tweede lid in acht neemt.

Artikel 6
  1. Bij ministeriële regeling kunnen normen worden aangewezen en nadere voorschriften worden gesteld voor attractie- en speeltoestellen. 2. Attractie- en speeltoestellen die voldoen aan de normen, bedoeld in het eerste lid, worden vermoed te voldoen aan artikel 5, eerste en tweede lid.

Artikel 7
  1. Attractie- en speeltoestellen zijn voorzien van de volgende, onlosmakelijk op of in het toestel aangebrachte, onuitwisbare opschriften of aanduidingen: a. de naam en het adres van de fabrikant of importeur; b. het bouwjaar; c. de serie- of typeaanduiding; en d. het serienummer, voor zover van toepassing. 2. De fabrikant of de importeur, indien de fabrikant niet in Nederland is gevestigd, draagt er zorg voor dat attractie- en speeltoestellen zijn voorzien van de opschriften of aanduidingen, bedoeld in het eerste lid. 3. Een attractietoestel wordt volgens een bij ministeriële regeling te bepalen procedure bij de eerste of eerstvolgende keuring door de aangewezen instelling van een uniek registratienummer voorzien. 4. Het unieke registratienummer, bedoeld in het derde lid, wordt door de aangewezen instelling geregistreerd op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze.

Artikel 8
  1. De fabrikant stelt voor attractie- en speeltoestellen een technisch constructiedossier op met inachtneming van bijlage II. 2. De fabrikant of, indien van toepassing, diens gemachtigde bewaart het technisch constructiedossier, bedoeld in het eerste lid, en de keuringsrapportage van de eerste keuring gedurende de technische levensduur van een attractietoestel en houdt het ter beschikking van een aangewezen instelling en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. 3. Indien de fabrikant niet in Nederland is gevestigd, zijn de verplichtingen op grond van het tweede lid van toepassing op de importeur. 4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op speeltoestellen, met dien verstande dat de bewaartermijn, bedoeld in het tweede lid, beperkt is tot twintig jaar na de laatste productie van het speeltoestel. 5. Degene die een attractie- of speeltoestel rechtstreeks betrekt van een in het buitenland gevestigde leverancier, met een ander voornemen dan om het in de handel te brengen, bedingt, indien het toestel niet vergezeld gaat van een technisch constructiedossier, contractueel dat de leverancier een technisch constructiedossier, overeenkomstig bijlage II, ter beschikking houdt van een aangewezen instelling, met inachtneming van de in het tweede en vierde lid genoemde termijnen. 6. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan de keuringsrapportage, bedoeld in het tweede lid.

§ 4. Keuring

Artikel 9
  1. In serie geproduceerde speeltoestellen en attractietoestellen van een eenvoudig ontwerp die overeenkomstig het typekenmerkende monster zijn vervaardigd, worden voor verhandeling in Nederland gekeurd door een aangewezen instelling. 2. Attractie- en speeltoestellen, anders dan bedoeld in het eerste lid, worden voor ingebruikname gekeurd door een aangewezen instelling. 3. Bij de eerste keuring van in serie geproduceerde speeltoestellen en attractietoestellen van een eenvoudig ontwerp, bedoeld in het eerste lid, kan worden volstaan met de keuring van het typekenmerkende monster. 4. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke en op welke wijze attractietoestellen periodiek worden gekeurd door een aangewezen instelling. Bij ministeriële regeling kunnen voorts schema's ter bepaling van de keuringsfrequentie voor attractietoestellen worden vastgesteld. 5. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke en op welke wijze speeltoestellen opnieuw of periodiek worden gekeurd. Indien op grond van de eerste volzin geen regels zijn gesteld ten aanzien van de keuringsfrequentie van speeltoestellen, worden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT